Figuurlijk taalgebruik in de praktijk

Figuurlijk taalgebruik
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Lesdoelen van vandaag

Wat is figuurlijk taalgebruik ook alweer? 
Hoe gebruik je het? 
Hoe kom je achter de betekenis? 
Spel spelen! 

Slide 2 - Slide

Wie kan mij uitleggen wat figuurlijk taalgebruik is? 

Slide 3 - Slide

Wie gebruikt er wel eens figuurlijk taalgebruik? 

Slide 4 - Slide

Hoe kan je het gebruiken? En waarom? 

Slide 5 - Slide

De betekenis van figuurlijk taalgebruik vinden

Slide 6 - Slide

Stappenplan moeilijke woorden! 


Welke 4 stappen zijn er? 

Slide 7 - Slide

Kauwgom uit
Jas uit 
Telefoon inleveren 
Op je eigen plek blijven zitten 
Hand opsteken als je wat wilt vragen of wilt zeggen 
Niet eten en drinken tijdens de les 



Slide 8 - Slide

Heel goed! 
1. Lees (of luister) een stukje terug of verder. Misschien staat het daar uitgelegd
2. Kijk naar bekende stukjes 
3. Bekijk de plaatjes bij de tekst
4. Vraag de betekenis of zoek deze op 

Slide 9 - Slide

Heel goed! 

Slide 10 - Slide

Proefvraag 
Het mes snijdt aan twee kanten 

Slide 11 - Slide

Maak nu groepjes van 4 
(ongeveer 6 groepjes dus) 
Als je een groepje hebt komt één iemand een blaadje halen 
timer
1:00

Slide 12 - Slide

Ronde 1: Welke woord ontbreekt? 

Slide 13 - Slide

1. De ... valt niet ver van de boom

Slide 14 - Slide

2. De ... doorhakken

Slide 15 - Slide

3. Ergens een .... voor steken 

Slide 16 - Slide

4. Door de ... vallen 

Slide 17 - Slide

5. Als één ... over de dam is, volgen er meer

Slide 18 - Slide

6. Het ... is altijd groener aan de overkant

Slide 19 - Slide

7. Blaffende .... bijten niet 

Slide 20 - Slide

8. Een ... stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen

Slide 21 - Slide

Nakijken! 

Slide 22 - Slide

1. Appel

2. Knoop

3. Stokje
 
4. Mand
 
5. Schaap 

Slide 23 - Slide

6. Gras


7. Honden

8. Ezel

9. Kat

10. Kat 



Wie had ze allemaal goed? 


Slide 24 - Slide

Ronde 2: Wat betekent dit figuurlijk taalgebruik? 



Je krijgt nu 6 vragen te zien. Kies hier de juiste betekenis

Slide 25 - Slide

1. Met de deur in huis vallen
A
Direct ter zake komen
B
Bij iemand zijn huis stuk maken
C
Heel onhandig zijn

Slide 26 - Quiz

2. Blaffende honden bijten niet
A
Geen tijd hebben voor iets
B
Iemand praat wel heel stoer maar doet niet wat ie zegt
C
Ergens veel last van hebben

Slide 27 - Quiz

3. De kat uit de boom kijken
A
Het is mooi weer buiten
B
Je houdt gewoon veel van katten
C
Een afwachtende houding hebben

Slide 28 - Quiz

4. Tegen de lamp lopen
A
Je bent heel lang, dus loop je er vaak tegenaan
B
Je wordt betrapt!
C
Het is nogal rommelig in huis

Slide 29 - Quiz

5. Een ezel stoot zich niet twee keer aan dezelfde steen
A
Zelfs een ezel is niet zo dom dat 'ie zich 2x pijn doet
B
Je kan goed dingen onthouden (waar liggen stenen)
C
Je houdt van afwisseling

Slide 30 - Quiz

6. Een boom van een vent zijn
A
Mannen kunnen niet dansen, ze zijn houterig
B
Een heel stil persoon zijn
C
Een hele grote lange man zijn
D
Getrouwd zijn met een t*kkewijf

Slide 31 - Quiz

Tussenstand? 

Slide 32 - Slide

Nu jullie! 
Verzamel met je groepje 3 spreekwoorden of gezegden. Zoek de juiste betekenis op en bedenk zelf nog 2 andere betekenissen. 

Slide 33 - Slide

Nu jullie! 
Verzamel met je groepje 4 spreekwoorden of gezegden. Zoek de juiste betekenis op en bedenk zelf nog 2 andere betekenissen. Hoe moeilijker het spreekwoord is, hoe groter de kans dat je klasgenoten het niet goed raden. 
Ieder groepje wat het fout raadt, levert jou 2
punten op. 
Je mag je laptop gebruiken. 

Slide 34 - Slide

Samenvattend
4 spreekwoorden of gezegden
3 betekenissen (één juiste natuurlijk) 
2 punten voor jouw team als een ander groepje het verkeerd raadt
1 laptop per groepje
timer
15:00

Slide 35 - Slide

Totaalscore tellen 
timer
1:00

Slide 36 - Slide

Welke spreekwoorden heb je geleerd? 

Slide 37 - Slide

Lesdoelen
Wat is figuurlijk taalgebruik? 
Hoe kom je achter de betekenis? 

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide