Eenheden uit een bepaald organisatieniveau (toevallig) samenkomen en daardoor nieuwe eigenschappen krijgen op een hoger organisatieniveau
Voorbeelden
Organische moleculen uit de oersoep vormen gezamenlijk de eerste oercellen
Celdifferentiatie
Populatievorming
Slide 3 - Slide
BS1: prokaryoot <-> eukaryoot
prokaryoot
Organismen zonder een echte celkern in de cellen
Altijd eencellig
Domeinen: bacteriën en archaea
eurkaryoot
Organismen met echte celkernen in de cellen
Vaak meercellig maar kunnen ook eencellig zijn
Domein: eukyaroten (rijken: schimmels, planten en dieren)
Slide 4 - Slide
BS1: autotroof <-> heterotroof
autotroof
Organismen produceren voor hun eigen organische stoffen
Nemen alleen anorganische stoffen uit hun omgeving op
Fotoautotroof (energie uit licht), chemo-autotroof (energie uit chemische processen)
heterotroof
Organismen produceren eigen organische stoffen uit andere organische stoffen
Nemen ook organische stoffen op uit omgeving want zijn daarvan afhankelijk
Slide 5 - Slide
Zeeanemoon
In afbeelding 3 zie je bijzondere zeeanemonen. Deze organismen vangen hun prooi met tentakels. De zeeanemoon Anthopleura elegantissima kan een symbiose (langdurige samenleving) aangaan met de alg Symbiodinium californium.
Wat voor organismen zijn de anemoon en de alg vóórdat ze de symbiose aangaan?
A
De anemoon en de alg zijn beide autotroof.
B
De anemoon en de alg zijn beide heterotroof.
C
De anemoon is autotroof en de alg is heterotroof.
D
De anemoon is heterotroof en de alg is autotroof.
Slide 6 - Quiz
BS1: Welk celtype hoort bij welk domein/rijk?
prokaryota
funghi
(schimmels)
animalia
(dieren)
plantae
(planten)
Slide 7 - Drag question
BS1: Aan welke eigenschappen is een dierlijke cel te herkennen?
Slide 8 - Open question
BS1: taxonomie (indelingsbiologie)
taxon (mv taxa)
indelingsrang
binaire naamgeving
Genusnaam soortnaam
vb Canis lupus (wolf)
genusnaam met hoofdletter
soortaanduiding met kleine letter
Er is sprake van verwantschap bij zelfde Genusnaam
Slide 9 - Slide
BS1: Zet de taxa in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste.
soort (species)
ondersoort (ras)
geslacht (genus)
familie
orde
klasse
stam
rijk
domein
Slide 10 - Drag question
BS2: archaea <-> bacteriën
Archaea
heel erg klein (elektronenmicroscoop)
klein domein
extremofiel (kunnen overleven in extreme omstandigheden)
Bacteriën
heel erg klein (elektronenmicroscoop)
groot domein
circulair chromosoom in cytoplasma met losse plasmiden
heterotroof (behalve cyanobacterien/blauwalgen)
Slide 11 - Slide
BS2: voortplanting en genetische diversiteit bij prokyaroten
deling
snel en kost weinig energie
dochtercellen zijn genetisch identiek
toch genetische diversiteit door hoge mutatiesnelheid
Conjugatie
uitwisseling van plasmiden
uitwisseling door seks pilum (buis)
toch genetische diversiteit door hoge mutatiesnelheid
Slide 12 - Slide
BS1: Virussen en bacteriofagen
extreem klein
afhankelijk van gastheercellen
laten niet alle levenskenmerkend zien
bevatten oppervlakteeiwitten, eiwitmantel en DNA/RNA
bacteriofaag
type virus dat bacterien infecteert
kan worden gebruikt bij bestrijding bacteriele infectie
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
BS3: schimmels
heterotroof
eencellig of meercellig
celwanden bevatten chitine
ééncellig
gisten (bakkersgist)
voortplanting door deling
meercellig
schimmeldraden (hyfen)
voortplanting door sporen
mycelium (netwerk van schimmeldraden)
paddestoelen
Slide 15 - Slide
Terugblik: bacteriën en schimmels
Dit is juist!
Dit is onjuist!
Schimmels bestaan uit meerdere cellen dit noem je meercellige schimmels
Schimmels ruimen resten van dode organismen op in de natuur
Alle schimmels kun je eten
Schimmels veroorzaken geen ziektes bij mensen
Bacteriën bestaan uit één cel
Bacteriën bewerken voedsel in je darmen zodat het beter te verteren is