Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
TEST
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
TEST

Slide 1 - Slide

zwakke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 3 - Quiz

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 4 - Quiz

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 5 - Quiz

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisdt

Slide 6 - Quiz

In de middeleeuwen (sterven) de mensen op veel jongere leeftijd.
A
storven
B
sterften
C
sterfden
D
stierven

Slide 7 - Quiz

Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoorde
B
Beantwoordde
C
Beantwoordden

Slide 8 - Quiz

Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 9 - Quiz

Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 10 - Quiz

Hij zat op de plek waar hij wel vaker uitrus.... na zware arbeid.
A
uitrustte
B
uitruste
C
uitrusten

Slide 11 - Quiz

Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 12 - Quiz

Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 13 - Quiz

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract

Slide 14 - Quiz

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergrootten

Slide 15 - Quiz

Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 16 - Quiz

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.
A
ontaarde
B
ontaardden
C
ontaarden
D
ontaardde

Slide 17 - Quiz

De hondenpoep versprei... een vreselijke geur in de hal.
A
verspreide
B
verspreidde
C
verspreiden

Slide 18 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 19 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 20 - Quiz

De (vergroten) foto's
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Zegt iets van het zelfstandig naamwoord
    De lelijke auto, de blauwe auto
    De gestolen auto
  • Sommige bijv. nw zijn gemaakt van werkwoorden
  • Zo kort mogelijk
    Hij verbreedde pvvt  de verbrede bn  weg.

Slide 21 - Slide