3.6 afweer

Thema 3       De bloedsomloop

1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 3       De bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?

Quiz
Uitleg basisstof 3.6
Aan het (huis)werk


Slide 2 - Slide

zuurstof arm 
kleine bloedsomloop
zuurstof rijk
grote bloedsomloop
zuurstof rijk
kleine bloedsomoop
zuurstof arm
grote bloedsomloop

Slide 3 - Drag question

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 4 - Quiz

Een bloedvat heeft een dikke wand.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 5 - Quiz

Een bloedvat heeft kleppen.
Welk soort bloedvat is dit?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 6 - Quiz

De functie van de rode bloedcel is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 7 - Quiz

De functie van de witte bloedcel is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 8 - Quiz

De functie van de bloedplaatjes is...
A
het vervoeren van voedingsstoffen
B
bestrijden van ziekteverwekkers
C
het vervoeren van zuurstof
D
het bloed laten stollen

Slide 9 - Quiz

Welke bloedcel(len) bevat(ten) een celkern
A
Rode bloedcellen
B
Rode en witte bloedcellen
C
Witte bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 10 - Quiz

Welk type bloedcellen kunnen door wanden heen kruipen?
A
Rode bloedcellen
B
Bloedplaatjes
C
Witte bloedcellen

Slide 11 - Quiz

Sleep de onderdelen van het hart naar de juiste plek.

linker kamer

linker boezem

rechter boezem

rechter kamer

aorta

longader

holle ader

longslagader

hartklep

halvemaanvormige klep

Slide 12 - Drag question

Sleep de namen naar de juiste bloedvaten 
4
1
2
5
3
6
7
8
Nierslagader
Longader
Leverader
Poortader
Aorta
Longslagader
Beenader
Halsslagader

Slide 13 - Drag question

Lesdoelen

  • Ik kan beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte
  • Ik kan beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting





Slide 14 - Slide

lichaamsvreemd
Lichaamsvreemde stoffen = alle stoffen die niet in je lichaam thuis horen.
Denk aan: speeksel van een ander (door zoenen), gif, bacteriën, virussen, bloed van een ander.

Ziekteverwekkers = bacteriën/ virussen waarvan je ziek wordt

Slide 15 - Slide


Beschermen
tegen ziekteverwekkers:


  • Huid
  • Slijmvliezen/ trilharen neus
  • Maagsap/zoutzuur

Infectie = ziekteverwekker die in je lichaam komt





Slide 16 - Slide


Onschadelijk maken ziekteverwekker


Door insluiting
Of door antistoffen
(De antistof plakt vast aan de ziekteverwekker)




Iedere antistof past maar op 1 ziekteverwekker

Je bloed vervoert de antistoffen





Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

 1) ziekteverwekker in het lichaam --> je wordt ziek
2) antistoffen worden gemaakt -->  je wordt beter
1) ziekteverwek-ker komt voor de 2de keer in je lichaam
2) er worden veel sneller antistof-fen gemaakt en je wordt niet of veel minder ziek
immuun

Slide 19 - Slide

Immuniteit
Natuurlijke immuniteit
Door het te krijgen  (Waterpokken)

Kunstmatige immuniteit 
Inenting/Vaccinatie --> klein beetje 
ziekteverwekker (verzwakt) wordt 
ingespoten --> bloedcellen maken antistoffen

Slide 20 - Slide

Aan het (huis)werk

Huiswerk:
-Lees blz. 170 t/m 177
-Maak basisstof 3.6 opdracht 1 + 2 + 3 + 4 + 5 +








Slide 21 - Slide