D-toets: "español en la clase" - Tarea 2

Vul de vragen in over de woordenschat van het klaslokaal.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vul de vragen in over de woordenschat van het klaslokaal.

Slide 1 - Slide

¿Qué significa 'goma de borrar'?
A
bordveger
B
prullenbak
C
potlood
D
gum

Slide 2 - Quiz

¿Qué significa 'estuche'?
A
map
B
rugzak
C
etui
D
potlood

Slide 3 - Quiz

¿Cómo se dice ''het woordenboek' en español?
A
mesa
B
diccionario
C
lápiz
D
alumno

Slide 4 - Quiz

¿Como se dice 'schoolbord' en español?
A
pizarra
B
silla
C
bolígrafo
D
corcho

Slide 5 - Quiz

Schrijf het goede antwoord op in je scherm.

¿Cómo se dice 'prullenbak' en español?

Slide 6 - Open question

Schrijf het goede antwoord op in je scherm.

¿Cómo se dice 'rugzak' en español?

Slide 7 - Open question

Welk voorwerp past niet in je etui?
A
rotulador
B
bolígrafo
C
lápiz
D
carpeta

Slide 8 - Quiz

Welk voorwerp past niet in je rugzak?
A
carpeta
B
cuaderno
C
silla
D
goma de borrar

Slide 9 - Quiz

Wat is het kleinste voorwerp?
A
profesora
B
corcho
C
mp4
D
mesa

Slide 10 - Quiz

Vul de vragen in over de communicatie in de klas.

Slide 11 - Slide

Lees het dialoog en vul de ontbrekende zin in.
* Leraar: Escribe la palabra en tu cuaderno.
* Leerling: ¿Qué? ..........................................
* Leraar: Escribe la palabra en tu cuaderno.

Tip: Je wilt dat de leraar iets nog een keer zegt.

Slide 12 - Open question

Lees het dialoog en vul de ontbrekende zin in.
* Leerling: ............................................................
* Leraar: Sí, claro.

Tip: Je vraagt of de leraar het op het bord wil schrijven.

Slide 13 - Open question

Lees het dialoog en vul de ontbrekende zin in.
* Leraar: Completa ejercicio 3, página 12 (libro de texto)
* Leerling: ......................................................
* Leraar: Sí, claro. ¡Muy bien!

Tip: Je wil weten of je de opdracht zo goed hebt gemaakt.

Slide 14 - Open question

Lees het dialoog en vul de ontbrekende zin in.
* Leraar: Subraya las palabras, relaciona las respuestas, y completa el ejercicio.
* Leerling: ........................................................
* Leraar: verbinden.

Tip: Je wilt weten wat 'relaciona' betekent.

Slide 15 - Open question

Wat vraag je als je naar de WC moet?
A
¿De verdad?
B
¿Puedo ir al baño?
C
Más despacio, por favor.
D
¡Lo siento!

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste lidwoord in

Slide 17 - Slide

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................cuaderno.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 18 - Quiz

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................mochila.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................carpeta.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................pizarra.

A
un
B
una
C
la
D
el

Slide 21 - Quiz

Wat is het juiste onbepaalde lidwoord?

................diccionarios.

A
unos
B
unas
C
las
D
los

Slide 22 - Quiz

Wat is het juiste bepaalde lidwoord?

................sillas.

A
unos
B
unas
C
las
D
los

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste meervoud in.

Slide 24 - Slide

Wat is het meervoud van "el libro"?
A
las libro
B
los libro
C
los libroes
D
los libros

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van "la universidad"?
A
los universidad
B
las universidad
C
las universidades
D
las universidads

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van "el alumno"?

Slide 27 - Open question

Wat is het meervoud van "la estudiante"?

Slide 28 - Open question

Wat is het meervoud van "la pez"?

Slide 29 - Open question

Einde..

Slide 30 - Slide