Chapitre 5: les 16 herhaling "Het bijvoeglijk naamwoord"

1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programme
  • Wat hebben we vorige les gedaan?




Doel van vandaag (herhaling) 
  • corriger: ex 30, 31, 32 page 36 (deel B)
  • Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord gebruiken.

Slide 2 - Slide

Prenez vos livres page page 36 (deel B)

corriger: ex 30, 31, 32 

Slide 3 - Slide

Wat weet je al van
het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Mind map

Hoofdregel

e
Voorbeelden:
le petit garçon (de kleine jongen)
les petits garçons (de kleine jongens)
la petite fille (het kleine meisje)
les petites filles (de kleine meisjes)

Voorbeelden

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen!

Slide 6 - Slide

Herhaling
Het bijvoeglijk naamwoord kan 4 vormen hebben.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud
grande
grandes
grand
grands

Slide 7 - Drag question

Simon
Simone
Simons
Simones
grand
grande
grands
grandes
V
M
M
V
EV
EV
MV
MV

Slide 8 - Slide

une robe
A
bleue
B
bleu
C
bleus
D
bleues

Slide 9 - Quiz

vrouwelijke vorm van:
beau (mooi)
A
belle
B
beaue
C
beauo
D
bella

Slide 10 - Quiz

vrouwelijke vorm van:
nouveau (nieuw)
A
nouveaue
B
nouveauelle
C
nouveaul
D
nouvelle

Slide 11 - Quiz

vrouwelijke meervouds vorm van
vieux (oud)
A
vielle
B
vieuxs
C
vieilles
D
vieillexs

Slide 12 - Quiz

Elle a les cheveux (m) ...
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 13 - Quiz

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Le T-shirt est (vert)

Slide 14 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Ma cousine est (content)

Slide 15 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord:
Une fille ... (content)

Slide 16 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord:
Sa matière ... (préféré)

Slide 17 - Open question

Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm:
Les chiens sont (méchant)

Slide 18 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.

Vous avez une _____________ maison . [beau]

Slide 19 - Open question

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord: Zet het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes in de juiste vorm.
Vous avez une _______ [grand] maison .
Noteer alleen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Open question

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 21 - Drag question

Les chats sont ...

Slide 22 - Open question

La voiture est ...

Slide 23 - Open question

La maison est ...

Slide 24 - Open question

Wat heb je herhaald?

Slide 25 - Mind map

Hoe goed snap jij het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik snap het niet
Voor degenen die het niet goed snappen nog, jullie komen voorin zitten voor extra uitleg. 

Als je het snapt zie volgende dia:

Slide 27 - Slide

Au travail
Herhaal alle onderstaande grammatica onderdelen voor de toets:
  • het lidwoord
  • ww avoir (présent)
  • regelmatige ww op -er (présent)
  • de ontkenning
  • être (présent)
  • bezittelijk voornaamwoord
  • passé composé
  • het bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Slide

Wat ging goed
en wat kan beter?
(Top & Tip)

Slide 29 - Mind map