DISK Thema 8 Technologie - woordenschat roze

DISK technologie
Woordenschat les
1 / 55
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 55 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

DISK technologie
Woordenschat les

Slide 1 - Slide

Veel nieuwe woorden!
Wat betekenen de woorden van de woordenlijst?
Schrijf de woorden in je schrift.

Slide 2 - Slide

Type hier een titel
Woorden groep roze
We doen eerst de woorden van groep roze.
Groep groen kan beginnen aan de woordenlijst.

Schrijf voor elk woord de woordendriehoek in je schrift.
In je schrift:
De reactie: praten, antwoord, gevoel.

Slide 3 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ“ De afstand
De afstand tussen mijn huis en school is 2 kilometer.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Lengte
  • Meten
  • Ver lopen

Slide 4 - Slide

Type hier een titel
Allemaal
We moeten allemaal verzamelen in de kantine.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • alle mensen
  • alle dingen
  • alles

Slide 5 - Slide

Type hier een titel
Alles
Ik heb alles van mijn bord opgegeten.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Helemaal
  • Veel
  • Niet niets

Slide 6 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ“ฒ De app
Ik gebruik een app om muziek te luisteren.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Telefoon
  • Internet
  • Software

Slide 7 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ’ช De arm
Mijn arm doet pijn na het sporten.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Lichaam
  • Hand
  • Spieren

Slide 8 - Slide

Type hier een titel
De bal
De bal

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:



Slide 9 - Slide

Type hier een titel
Bijvoorbeeld
Ik hou van fruit, bijvoorbeeld appel en banaan.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • for example
  • dit zeg je als je een voorbeeld gaat geven dat je uitleg duidelijker maakt

Slide 10 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ’ŽBijzonder
Dit cadeau is heel bijzonder voor mij.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Speciaal
  • Uniek 
  • Mooi
  • Niet gewoon, anders

Slide 11 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ—๏ธ Bouwen
De man bouwt een groot huis.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Huis
  • Werk
  • Maken
  • uit losse delen een geheel maken

Slide 12 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ”ฝ Diep
De zee is heel diep.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Water
  •  Laag
  • Onder
  • Grote afstand tussen boven en beneden

Slide 13 - Slide

Type hier een titel
Door
Ik loop door de gang.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • van de ene kant naar de andere kant
  • through

Slide 14 - Slide

Type hier een titel
๐ŸŽ Ermee
Wat moet ermee doen?

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Daarmee
  • Iets
  • Gebruiken
  • met datgene wat eerder genoemd is

Slide 15 - Slide

Type hier een titel
๐ŸŽ‰ Geweldig
Mijn nieuwe smartphone is geweldig!

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Fantastisch
  • heel Leuk
  • heel goed

Slide 16 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ’ถ Goedkoop 
Mijn telefoon was goedkoop.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Weinig geld
  • Prijs
  • Winkelen
  • als iets niet veel geld kost

Slide 17 - Slide

Type hier een titel
Hoeven
Werkwoord Hoeven, ik hoef, hij hoeft. Ik hoefde, wij hoefden.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Nodig zijn


Slide 18 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿจ Het hotel
Wij slapen in een hotel aan zee.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Vakantie
  • Kamer huren in een gebouw, voor een aantal nachten. 
  • Overnachten

Slide 19 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ‘ฅ Iedereen
Bijna iedereen heeft een mobiel.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Alle mensen
  • Samen
  • Groep

Slide 20 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿง‘Iemand 
Iemand klopt op de deur.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Persoon, zonder dat je weet wie het is.
  • Wie?
  • Onbekend

Slide 21 - Slide

Type hier een titel
โ„น๏ธ De informatie
Ik zoek informatie over het nieuwe apparaat op het internet.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Weten
  • De gegevens over een onderwerp                              lak waardoor je iets meer weet.

Slide 22 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ’ฐ De kosten
Hoeveel kosten deze schoenen?

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Prijs
  • hoeveel iets kost
  • voor een bepaald bedrag te                                                     koop zijn.

Slide 23 - Slide

Type hier een titel
Leven
Leven

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • de periode (de tijd) tussen de geboorte en de dood


Slide 24 - Slide

Type hier een titel
Links
Bij het stoplicht ga ik naar links.
Ik sla linksaf.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • wat aan de kant is waar ook je hart zit. 


Slide 25 - Slide

Type hier een titel
Linksaf
Ik sla linksaf bij het stoplicht. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • turn left (direction, navigation)
  • in de richting van link

Slide 26 - Slide

Type hier een titel
 ๐Ÿ› ๏ธMaken 
Ik maak een mooie tekening.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Doen
  • Bouwen
  • Iets maken of in elkaar zetten

Slide 27 - Slide

Type hier een titel
Moe
Ik ben moe.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • je wilt rusten of slapen
  • weinig energie hebben.

Slide 28 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ”„ Nog 
Ik wil nog een stukje pizza.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Weer
  • Nog een keer
  • Opnieuw
  • Bijna

Slide 29 - Slide

Type hier een titel
Omhoog
Ik kijk omhoog.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • tegenstelling van omlaag
  • de kinderen doen hun handen omhoog.
  • naar boven.

Slide 30 - Slide

Type hier een titel
Omlaag
Ik ga met de lift omlaag. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • naar beneden
  • tegenovergestelde van omhoog

Slide 31 - Slide

Type hier een titel
๐ŸŽ“ Het onderwijs
Onderwijs is belangrijk om veel te leren.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • School
  • Leren
  • Docent
  • het geven van lessen

Slide 32 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ’ฃ De oorlog
Oorlog is gevaarlijk voor mensen.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Ruzie tussen landen of volken. 
  • Vechten
  • Soldaten

Slide 33 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ”“ Open
De winkel is open tot 18:00 uur.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • De deur is open
  • Je kunt ergens ingaan
  • Je kan er iets in doen.
  • Niet dicht

Slide 34 - Slide

Type hier een titel
Rechtdoor
Ik ga niet naar links of rechts, maar ik ga rechtdoor. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Je gaat verder in dezelfde richting.
  • Op de fiets, in de auto, wandelend

Slide 35 - Slide

Type hier een titel
Rechts
Rechts

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • De kant waar jouw hart niet zit. 


Slide 36 - Slide

Type hier een titel
Rechtsaf
Ik sla rechtsaf op de fiets.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • In de richting van rechts. 


Slide 37 - Slide

Type hier een titel
Reis
Ik reis naar Frankrijk met de trein. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Van de ene plaats naar de andere plaats.


Slide 38 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ“ฑ De smartphone
Ik bel mijn moeder met mijn smartphone.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Telefoon
  • Mobiel
  • App

Slide 39 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ”ฎ De toekomst
In de toekomst wil ik dokter worden.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Later, niet nu
  • Wensen, Dromen
  • De tijd die nog moet komen

Slide 40 - Slide

Type hier een titel
Vanaf
Vanaf morgen starten de doe-dagen. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Je gebruikt dit woord om te zeggen wanneer iets begint of vanaf welke plaats.

Slide 41 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ” Vinden
Ik kan mijn sleutels niet vinden.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Zoeken en Kijken
  • Jouw mening

Slide 42 - Slide

Type hier een titel
Vliegen
Ik vlieg met het vliegtuig naar Amsterdam.
De raket vliegt naar de maan. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Het vliegtuig vliegt in de lucht. 
  • Vleugels

Slide 43 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿค Voorstellen
Ik wil je graag aan mijn vriend voorstellen.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Kennismaken
  • Nieuwe mensen
  • Jezelf presenteren
  • Een idee/iets voorstellen om te doen.

Slide 44 - Slide

Type hier een titel
Wanneer
Wanneer hebben wij pauze? 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:



Slide 45 - Slide

Type hier een titel
Want
Ik ben slim want ik weet alle antwoorden. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Na het woordje 'want' komt een uitleg/ reden. 


Slide 46 - Slide

Type hier een titel
Wel
Dat is wel spannend! Dat is wel waar! 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • JA!
  • Het is waar
  • Het is zo

Slide 47 - Slide

Type hier een titel
๐ŸŒ De wereld
De wereld is rond, groot en heeft veel landen.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Planeet aarde
  • Land, water
  • Mensen

Slide 48 - Slide

Type hier een titel
โš’๏ธ Werken
Mijn vader werkt in een fabriek.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Baan (bijbaan-> part-time, naast school of ander werk)
  • Je krijgt geld, dit heet jouw salaris
  • Jouw baas vertelt wat jij moet doen

Slide 49 - Slide

Type hier een titel
๐Ÿ‘ท De werker
De werker bouwt een nieuw huis.

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Werk
  • Bedrijf
  • Mens -> medewerker

Slide 50 - Slide

Type hier een titel
De zee
De zee ligt tussen landen. 

๐Ÿ”บ Woorddriehoek:
  • Zout water
  • kleiner dan de oceaan
  • groter dan een meer

Slide 51 - Slide

Pak een wisbordje

Slide 52 - Slide

schrijf het woord op... 

Slide 53 - Slide

schrijf het woord op... 

Slide 54 - Slide

schrijf het woord op... 

Slide 55 - Slide