Hoofdstuk 4 paragraaf 4.2 en 4.3

1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Nakijken 4.1 laatste deel
  • Leerdoelen 4.2
  • Instructie 4.2
  • Aan de slag met 4.2
  • Leerdoelen 4.3
  • Instructie 4.3
  • Aan de slag met 4.3
  • Evalueren van de leerdoelen
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leerdoelen:
Ik kan het verschil tussen vast en flexibel werk uitleggen.

Ik kan kenmerken noemen van verschillende ondernemingsvormen.

Ik ken het verschil tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst.

Slide 4 - Slide

Vaste baan

Met een vaste baan heb je een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.




Voordeel?
Flexibele baan

Met een flexibele baan werk je alleen als een werkgever je nodig heeft. Dat kan tijdelijk zijn met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

Voordeel?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video




Wat is het verschil tussen werken in loondienst en werken als zelfstandige?
Bij werken in loondienst werk je voor een baas (werkgever). Je hebt een contract waarin staat hoeveel je verdient, hoeveel vakantiedagen je hebt én hoeveel uur je werkt. Daarnaast ben je verzekerd van inkomen als je (buiten jouw schuld) werkloos raakt, ziek bent of arbeidsongeschikt raakt. 
Wanneer je als zelfstandige werkt ben je eigenaar van een bedrijf. 

Slide 7 - Slide




Welke 4 ondernemingsvormen zijn er?
Eenmanszaak
VOF
NV
BV

Slide 8 - Slide




Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak en een vof?
Bij een eenmanszaak is er slechts één eigenaar, bij een VOF zijn er twee of meer eigenaren.

Slide 9 - Slide




Wat is het belangrijkste verschil tussen een BV en een NV?
Bij een BV zijn de aandelen niet vrij verhandelbaar, bij een NV kan iedereen op de effectenbeurs de aandelen van het bedrijf kopen. 

Slide 10 - Slide




Wat is het belangrijkste verschil tussen een eenmanszaak/VOF en een BV/NV?
Bij een eenmanszaak en VOF zijn de eigenaren met privévermogen aansprakelijk. Bij een BV en een NV de eigenaren (aandeelhouders) niet met hun privévermogen aansprakelijk. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Nu eerst paragraaf 4.2. maken (probeer het zelf te maken, geen oortjes, geen ipad)

Ben je eerder klaar? Lees dan 4.3 door en probeer de opgaven te maken.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Leerdoelen paragraaf 4.3
Na deze les weet je...
  • wanneer er werkgelegenheid is. 
  • in welke sectoren je kunt werken. 
  • hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit.
  • wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide


Welke van de vier productiesectoren zie je hiernaast?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 16 - Quiz

Welke van de vier productiesectoren zie je hiernaast?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 17 - Quiz

Sleep de juiste beroepen naar de juiste sectoren. 
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Kapper
Brandweerman
Stratenmaker
Aardbeien kweker
Bakker
Verpleger
Winkelpersoneel
Melkveehouder

Slide 18 - Drag question

Wie zijn de vragers naar arbeid?
A
werknemers
B
werkgevers

Slide 19 - Quiz

Waar komt het aanbod van arbeid vandaan?

A
werkgevers
B
arbeidsverdeling
C
beroepsbevolking
D
arbeidsmarkt

Slide 20 - Quiz

Bij een krappe arbeidsmarkt zullen
de lonen waarschijnlijk ........
A
stijgen
B
dalen

Slide 21 - Quiz

Wanneer de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod van arbeid, spreken economen van een ...
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 22 - Quiz

Als je 14 jaar bent en een krantenwijk hebt hoor je dan bij de beroepsbevolking?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid groter/kleiner dan het aanbod er van
A
groter
B
kleiner

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Aan de slag
Verder met paragraaf 4.2. 

Ben je klaar? Lees dan 4.3 door en maak de opgaven (huiswerk voor de volgende les).
timer
1:00

Slide 26 - Slide

Leerdoelen:
Ik kan het verschil tussen vast en flexibel werk uitleggen.

Ik kan kenmerken noemen van verschillende ondernemingsvormen.

Ik ken het verschil tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst.

Slide 27 - Slide

Leerdoelen paragraaf 4.3
Na deze les weet je...
  • wanneer er werkgelegenheid is. 
  • in welke sectoren je kunt werken. 
  • hoe de arbeidsmarkt in elkaar zit.
  • wanneer je meegeteld wordt in de werkloosheidscijfers.

Slide 28 - Slide



Huiswerk voor de volgende les: 4.2 en 4.3 af




Je hebt de rest van de les om dit af te maken.

Slide 29 - Slide