- Een signaalwoord geeft aan dat twee zinnen of alinea’s bij elkaar horen: voordat, ten slotte, indien etc.
- Signaalwoorden verwijzen naar een tekstverband: tijd, opsomming, tegenstelling etc.
Slide 4 - Slide
zonder signaalwoorden
- Ik was verlegen.Ik heb geen moeite meer om een gesprekje te voeren met vreemde mensen.
- Ik heb trek in iets vets en ongezonds: een zak patat.
Slide 5 - Slide
Met signaalwoorden
- Vroeger was ik verlegen, maar nu heb ik geen moeite meer om een gesprekje te voeren met vreemde mensen.
- Ik heb trek in iets vets en ongezonds, zoals een zak patat.
Slide 6 - Slide
Voorbeelden
Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging: tijd Ik hou niet van vliegen,maarga wel graag op reis: tegenstelling Ik heb drie hobby’s: lezen, tuinieren en vissen: opsommingen Om te kunnen sporten heb je sportkleding nodig: doel-middel Akram gaat mee,mits hij zich kan gedragen: voorwaarden Kortom, het feest was een groot succes: samenvatting
Slide 7 - Slide
Samen zinnen maken
Kies nu 10 woorden uit het vocabulaire van hoofdstuk 2. Maak samen zinnen met deze woorden. Gebruik in elke zin tenminste 1 signaalwoord.
Het woord uit het vocabulaire en het signaalwoord onderstrepen!
Slide 8 - Slide
Oefenen met signaalwoorden
Je krijgt de opdracht van je docent
Slide 9 - Slide
hw
Opdracht 40 nakijken
Boeken dicht (wisbordjes)
Slide 10 - Slide
Werkwoorden met vaste preposities
Elkaar testen
https://wordwall.net/nl/resource/16735292
+
KAHOOT
Slide 11 - Slide
Lezen-Voorbereiden STEX
Oefenen met lezen
Eerst op B1, daarna op B2 niveau
STEXII Lezen
1 van de 4 vaardigheden (Lezen, luisteren, spreken,schrijven)
Slide 12 - Slide
Belangrijk om te weten
Examen lezen->boekje met teksten
Vragen +antwoorden op de computer
6 teksten + 36 vragen
100 minuten
Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands als tweede taal (NT2) gebruiken.
Zelf meenemen, niet lenen! Aantekeningen, notities, spiekbriefjes