210915 KZD SPDG DM 2.2

15-9-21 KZD SPDG DM 



Herhaling theorie
Nakijken DM 2.2 
Maken DM 2.3 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
apotheekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

15-9-21 KZD SPDG DM 



Herhaling theorie
Nakijken DM 2.2 
Maken DM 2.3 

Slide 1 - Slide

Waarvoor moet een diabetes patient ook altijd voor behandeld worden

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

welk orgaan is belangrijk bij diabetes
A
alvleesklier
B
lever
C
darmen
D
maag

Slide 4 - Quiz

Waar wordt glucose opgeslagen ?

Slide 5 - Mind map

waar heeft een diabetes patient te kort aan?
A
glucose
B
insuline
C
glucagon
D
suiker

Slide 6 - Quiz

Waar wordt insuline gemaakt?
A
de maag
B
lever
C
alvleesklier
D
darmen

Slide 7 - Quiz

Waarom heeft een diabetes patient die nog niet behandeld is veel dorst?

Slide 8 - Open question

welke langetermijneffecten kent diabetes?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

1) Wat vraag je aan meneer Jansen als je kijkt naar het insulinegebruik?

Slide 12 - Slide

1) Wat vraag je aan meneer Jansen als je kijkt naar het insulinegebruik?
Er staan er 3 soorten insulines in de status van de patiënt, nl de novorapid (kortwerkend),insulatard (middellangwerkend) en de lantus (langwerkend). In de status van de patiënt is te zien dat de insulatard flexpen voor het laatst is opgehaald op 18-04-2018 en op 25-6-2018 is begonnen met de lantus.

 
=> Je kunt dus aan de patiënt vragen of het klopt dat de insulatard is omgezet in de lantus en dit eventueel stoppen in je AIS. Hiermee kan je voorkomen dat de verkeerde insuline wordt meegegeven.

Slide 13 - Slide

Vraag 2; Geef voor elk type insuline een vb incl stofnaam, werkingsduur en intreding effect.

Slide 14 - Slide

Vraag 2; Geef voor elk type insuline een vb incl stofnaam, werkingsduur en intreding effect.
Werkingsduur insulinepreparaten
Gewone insuline werkt betrekkelijk kort en er zouden voor een goede regulatie meerdere injecties per dag nodig zijn. Door de insuline te binden aan bepaalde moleculen zijn de middellangwerkende en de langwerkende insulines ontwikkeld. Ingespoten insuline heeft in het lichaam enige tijd nodig voordat het actief wordt. Ook bij kortwerkende insulines is het advies de insuline ongeveer vijftien minuten vóór het eten toe te dienen.
De werkingsduur varieert van
  1.  6-8 uur voor de kortwerkende insulines,
  2. 10-24 uur voor middellangwerkende en
  3. 24-36 uur voor de langwerkende insulines.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Vraag 3; Wat zijn de functies van insuline en glucagon in het lichaam? 

Slide 17 - Slide

Vraag 3; Wat zijn de functies van insuline en glucagon in het lichaam? 
Insuline: onder invloed van insuline wordt glucose uit het bloed heel snel in de lichaamscellen opgenomen, vooral in de spiercellen en in de vetcellen. Bovendien zorgt insuline ervoor dat de overmaat glucose in de lever omgezet wordt in een voorraadsuiker, die glycogeen wordt genoemd.
Glucagon: doet het tegenovergestelde: het zorgt ervoor dat opgeslagen glucose in de vorm van glycogeen weer vrijkomt als de bloedglucosespiegel te laag is. Hierdoor stijgt de bloedglucosespiegel weer.

Slide 18 - Slide

raag 4; Meneer Jansen heeft een herhaalrecept. Wat valt je op en hoe communiceer je hierover?

Slide 19 - Slide

Vraag 4; Meneer Jansen heeft een herhaalrecept. Wat valt je op en hoe communiceer je hierover?

De patiënt gebruikt calcium/vitamine d3 kauwtabletten en staat nu aan de balie met een oud! (recept is al verlopen) recept voor Divisun. Deze bevatten beide vitamine D. Normaliter wordt 1x daags 800 IE als onderhoudsdosering gehandhaafd. De patiënt krijgt in dit geval het dubbele. Indien de patiënt de calcium/vitamine d3 kauwtabletten chronisch moet gebruiken kan je adviseren om de divisun niet te gebruiken.

Slide 20 - Slide

Vraag 5; Wat zou de reden kunnen zijn dat hij een hypo niet voelt aankomen?

Slide 21 - Slide

Vraag 5; Wat zou de reden kunnen zijn dat hij een hypo niet voelt aankomen?

Symptomen van hypoglykemie zijn onder andere hartkloppingen, tachycardie, trillen, duizeligheid, wazig zien, bleekheid, hongergevoel, zweten, moeite met concentreren en wisselend humeur.
Betablokkers kunnen de ernst van hypoglykemie versterken en het herstel vertragen. De patiënt voelt een hypoglykemie minder goed aankomen doordat de waarschuwingssignalen worden gemodificeerd en voor een deel geblokkeerd. Andere waarschuwingssignalen (zoals hongergevoel, wazig zien en misselijkheid) blijven bestaan, zweten kan zelfs in versterkte mate bestaan.
Selectieve betablokkers: metoprolol, acebutolol, atenolol, betaxolol, bisoprolol, celiprolol, esmolol, nebivolol.

Slide 22 - Slide

Advies:
Vertel de patiënt dat hypoglykemie zich waarschijnlijk minder duidelijk en vertraagd manifesteert en dan niet in de vorm van tachycardie of hartkloppingen. Zweten als symptoom kan juist worden versterkt.
De patiënt moet het optreden van hypo´s in de gaten houden en bij twijfel het bloedglucosegehalte eerder controleren.

Slide 23 - Slide

Vraag 6; Verklaar wat de oorzaak is van de pijn tijdens het inspuiten en hoe hij ervoor kan zorgen dat het voortaan geen pijn doet

Slide 24 - Slide

Vraag 6; Verklaar wat de oorzaak is van de pijn tijdens het inspuiten en hoe hij ervoor kan zorgen dat het voortaan geen pijn doet

De insulinepen die gebruikt wordt kan op kamertemperatuur bewaard worden en hoeft niet in de koelkast. Voorraad pennen/penfill moeten wel in de koelkast bewaard worden. Tevens mag insuline niet hard geschud worden, maar moet het zachtjes gekanteld/gerold worden in de handpalmen. 

Slide 25 - Slide