Mens en Omgeving- Schoonmaak en onderhoud

Mens en Omgeving


 Schoonmaak en onderhoud
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

Mens en Omgeving


 Schoonmaak en onderhoud

Slide 1 - Slide

Het voordeel van een schoonmaakplan is dat je efficiënter werkt.
Wat betekent efficiënt werken.
A
Dat je doelgericht werkt, niets vergeet en eerder klaar bent.
B
Dat je veel geld bespaart tijdens het schoonmaken.

Slide 2 - Quiz

Het voordeel van een schoonplan is dat je efficiënter werkt.
Je noteert in dit plan:
  • Wat je moet schoonmaken.
  • Wanneer je moet schoonmaken.
  • Hoe je het moet schoonmaken.
  • Welke schoonmaakmiddelen en -materialen je nodig hebt.
  • Wie het moet schoonmaken.

Slide 3 - Slide

Wat betekent schoonmaakfrequentie?
A
Wat je moet schoonmaken?
B
Hoe vaak je iets moet schoonmaken?
C
Wie het moet schoonmaken?
D
Waarom je het moet schoonmaken?

Slide 4 - Quiz

Schoonmaakfrequentie betekent dus hoe vaak je iets moet schoonmaken. We kennen: 
  • Dagelijkse werkzaamheden: werk dat 1x per dag gedaan wordt.
  •  Wekelijkse werkzaamheden: werk dat 1x per week gedaan wordt.
  • Periodieke werkzaamheden: werk dat 1x per week gedaan wordt.

Slide 5 - Slide

Wat is de schoonmaakfrequentie?
Ga naar de volgende vraag en sleep de juiste schoonmaakfrequentie naar de juiste werkzaamheden.

Slide 6 - Slide

Vloeren stofwissen
Deuren
Afvalzakken legen
Ramen zemen
Dagelijks
wekelijks
Dagelijks
Periodiek

Slide 7 - Drag question

Dagelijks
Wekelijks
periodiek

Slide 8 - Drag question

Tijdens het schoonmaken werk je in een vaste volgorde. ( vaste werkvolgde)
  • Hiermee  voorkom je dat je onderdelen die je hebt schoongemaakt opnieuw vies maakt.

Slide 9 - Slide

Bij vaste werkvolgorde gelden 3 regels:
  1. Werk van boven naar beneden. ( bijv. eerst kast afstoffen, daarna stofzuigen)
  2.  Werk van schoon naar vies ( bijv. eerst woonkamer poetsen, daarna keuken en als laatst toilet)
  3. Werk van droog naar nat ( bijv. eerst vloer stofzuigen en daarna vloer moppen)

Slide 10 - Slide

Je moet een klaslokaal schoonmaken. Je moet stofzuigen en dweilen. Wat doe je eerst?
A
Stofzuigen
B
Dweilen

Slide 11 - Quiz

Je moet een kast schoonmaken.
Wat doe je als eerste?
A
Je stoft eerst de bovenste planken af
B
Je stoft eerst de onderste planken af

Slide 12 - Quiz

Je moet de toiletruimte schoonmaken. Wat maak je als eerste schoon?
A
De WC- bril
B
De Wc-pot
C
De deurklink
D
De wasbak

Slide 13 - Quiz

Geef bij de volgorde vraag de juiste werkvolgorde aan.

Slide 14 - Slide