This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
New Grammar: If - clauses
Slide 1 - Slide
Rules:
3 manieren
1. 100% right/fact ! -> present simple : If you mixblue en red youGETpurple.
2. 60% right -> Will; present simple in if-zin: If you don't hurry, you WILL be late!
3. 10 % (niet gebeuren) -> would; past simple in if-zin: If you wanted that
t- shirt, you WOULD have saved your money.
Slide 2 - Slide
'If' staat meestal vooraan in de zin, maar kan ook in het midden staan.
If we were rich, we would travel more
We would travel more, if we were rich.
Slide 3 - Slide
If I leave now, I think I ________ catch the bus
A
would
B
will
Slide 4 - Quiz
If you lived in france, you ______ eat crêpes every day!
A
would
B
will
Slide 5 - Quiz
If you open this, the light .......... (turn) on.
A
turning
B
turn
C
turns
Slide 6 - Quiz
Als het over de toekomst hebt kun je dat met verschillende tijden aangeven, net zoals in het Nederlands.
Als je het hebt over tijdschema's (aankomst- vertrek tijden/ openings- sluitings tijden/ roosters etc...) dan gebruik je in het Engels de present simple= TT denk aan-> shit-regel -> she/he/it -> -s of -es
The film starts in ten minutes -> dit zijn tijdschema's
The shops open at nine am and close at 6 pm
My plane leaves at 10
Slide 7 - Slide
The match ( start) in five minutes.
Slide 8 - Open question
My father (work) from nine til five
Slide 9 - Open question
Een tweede manier om toekomst aan te geven is het gebruik van de present continuous (- ing vorm) deze bestaat altijd uit 2 werkwoorden -> be-> am/is/are+ ww+ ing
- als je afspraken hebt in de (nabije) toekomst waarbij plaats en/of tijd vaststaat
We are visiting my grandparents tomorrow -> tijd staat vast
Is Joanna meeting Sarah at Mc Donalds at four o' clock?
They aren't playing tennis this afternoon
Slide 10 - Slide
He ( call ) back tomorrow
Slide 11 - Open question
Tom ( fly) to Spain next week
Slide 12 - Open question
Je hebt ook nog een -ing vorm die je gebruikt als iemand iets van plan is, of een voornemen heeft dat is de -> to be going to -> going to blijft altijd staan alleen to be verandert -> je kijkt naar de persoon en je zoekt de vorm van BE ->am/is/are die erbij hoort + het hele werkwoord
-je gebruikt deze tijd ook bij voorspellingen met bewijs
He isgoing to visit his grandmother-> plan
They aregoing to quit smoking -> plan/voornemen
The weatherman said it's going to rain-> bewijs
Slide 13 - Slide
I ( study ) harder next year
Slide 14 - Open question
My mother (quit) smoking
Slide 15 - Open question
Look at those clouds! It ( rain) !
Slide 16 - Open question
de echte toekomende tijd-> will/won't = zullen
Deze gebruik je bijbeloftes, aankondigingen en spontane besluiten en voorspellingen zonder bewijs
I will do my homework tonight , I promise! -> belofte
She will give a party if she passes her exams-> aankondiging/belofte
Wait! I will bring you to the station. -> spontaan besluit
I think that Ajax will win the cup -> voorspelling zonder bewijs-> je weet dit niet zeker, vaak staat er think en hope in de zin...
Slide 17 - Slide
I think that in 2050 we (have) flying scooters
Slide 18 - Open question
I think you ( be ) famous one day!
Slide 19 - Open question
Sarah promised me she (help) me when I am going to paint my house
Slide 20 - Open question
Ron (meet) Peter at the library
A
meets
B
is going to meet
C
is meeting
D
will meet
Slide 21 - Quiz
The movie (start) at 8 o 'clock sharp
A
is starting
B
starts
C
is going to start
D
will start
Slide 22 - Quiz
The girls (walk) to the beach
A
are going to
B
are walking
C
walk
D
will walk
Slide 23 - Quiz
Peter's plane( arrive) at 10 a.m
A
will arrive
B
is going to arrive
C
is arriving
D
arrives
Slide 24 - Quiz
John ( visit) his grandmother in the elderly home tomorrow