Basis 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Woord volgorde

Wie doet wat waar en wanneer?

wie

doet

wat

waar

wanneer

The parents

bring

to football training

every Sunday

their son

Wie

doet

wat

waar

wanneer

Jacky and Pete

aren't going

to the cinema

tonight

Wie

doet

wat

waar

wanneer

Angela

works

in a clothing store

on Sundays

wie

doet

wat

waar

wanneer

James

plays

in class

on Monday morings

games

Leg nu de focus op de tijd

Wanneer

doet

wie

Waar

wat

On Monday morings

Sam

in class

games

plays

Wanneer

doet

wie

wat

waar

learns

Amber

English

every Tuesday

at home

Tegenwoordige tijd

Je gebruikt de tegenwoordige tijd om te praten over...

1. feiten, gewoonten, regelmatige gebeurtenissen
2. Iets nu aan de gang is of om irritatie aan te geven
3. iets wat in het verleden is begonnen en nu nog bezig is

Maria is a teacher. She ......... Spanish

1. teach
2. teaches
3. teaching

When the phone ........ , please answer it.

1. ring
2. ringing
3. rings

Those bags ....... too much

1. costs
2. cost
3. costing

He always ......... the dishes before bedtime.

1. wash
2. washes
3. washing

I ..... to the cinema at least once a month.

1. go
2. going
3. goes

They never ........ tea in the morning.

1. drinks
2. drink
3. drinking

Tim ....... breakfast every morning at 8 am.

1. eating
2. eats
3. eat

Duurvorm tegenwoordige tijd

Je gebruikt de duurvorm van de tegenwoordige tijd om te zeggen dat...

1. Er iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is
2. iets nu aan de gang is of om irritatie aan te geven
3. Een gebeurtenis nog bezig is of een link heeft met het verleden

I ............ a song right now. (sing)

The dog ....... at the moment. (sleep)

Megan ......... her homework. (do)

James ........ for his text next week. (learn)

You ...... an assignment. (make)