Fictie Blok 3 2E

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Je bent op tijd in de les.
Je zegt de docent gedag.
Je heb je etui, LAPTOP, OPLADER en boeken, en leesboek bij je.
Je stopt je telefoon in het telefoonhotel of deze ligt al in je kluis.
In de klas gedragen we ons rustig.
We eten of drinken niet in de klas tenzij je toestemming krijgt van de docent
Petjes en jassen liggen op de gang of in je kluis. Geen capuchon over je hoofd.
We zitten niet aan elkaar of elkaars spullen.
Als de docent praat, ben jij stil.
Als je wat wil zeggen, steek je je hand op.
Als we de klas verlaten schuiven we onze stoel aan.

Slide 3 - Slide

Zelfstandig 
Lezen in je leesboek,

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Lesdoel
  • kun je de hoofdpersoon en bijfiguren in een verhaal aanwijzen;
  • kun je hoofdpersoon en bijfiguren beschrijven aan de hand van kenmerken en karaktereigenschappen;
  • kun je de relatie tussen personen in het verhaal beschrijven;
  • kun je uitleggen waarom een persoon jou wel of niet aanspreekt.

Slide 5 - Slide

Lesopbouw

  1. Bible Project
  2. leerstof
  3. Aan het werk
  4. Pauze
  5. Leerstof gedichten
  6. Aan het werk
  7. Fictie verhaal lezen en herschrijven.
  8. Afsluiting

Slide 6 - Slide

Leerstof
Hoofdpersoon.
  1. De hoofdpersoon heeft meestal een probleem of een opdracht.  Je bent benieuwd of het hem lukt om het probleem op te lossen.  Slaagt hij in de opdracht?
  2. Je leert de hoofdpersoon heel goed kennen. Je leest hoe hij er van de buitenkant uitziet, maar ook van de binnenkant: wat hij denkt en voelt.
  3. De schrijver laat je vaak meekijken door de ogen van de hoofdpersoon. Het lijkt wel alsof je deze persoon zelf bent! Zo kun je extra goed meeleven.
  4. Andere personen in het verhaal noem je bijfiguren. Zij zijn minder belangrijk. Je leert ze minder goed kennen dan de hoofdpersoon.

Slide 7 - Slide

Woorden van de week
Fictie, de: Het verzonnen verhaal

Idool, het:  Iemand die veel fans heeft.

Illustrator, de: Het plaatje in een boek of tijdschrift.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Aan de slag
De volgende dia's zijn de linken naar Learnbeat.
Dia 9: Learnbeat 3.1 onderdeel B
Dia 10: Learnbeat 3.1 onderdeel C
Dia 11: Learnbeat 3.1 onderdeel D







Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Gedichten
Je gaat een sonnet lezen. Een sonnet is een rijmend gedicht van 14 regels. Deze regels staan in alinea's. Een alinea in een gedicht noem je een strofe. Dit gedicht bestaat uit vier strofen. In iedere strofe rijmen een aantal regels op elkaar. Het rijmschema van een sonnet kan verschillen, maar het meest traditionele rijmschema is: abba - abba - cdc - dcd. Dit gedicht heeft ook dit rijmschema. Lees het gedicht langzaam en denk goed na over wat je leest.


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Fictie verhaal
Je krijgt een fictieverhaal van je docent uitgedeeld, onderstreep de hoofdpersonen met blauw en de bijfiguren groen.


timer
10:00

Slide 15 - Slide

Fictie verhaal
Nu ga je het verhaal herschrijven, 

Bijvoorbeeld je veranderd de tijd waarin het verhaal zich afspeelt en/of de plaats waar het verhaal zich plaatsvind. Je mag meer details beschrijven.
timer
25:00

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide