Arm en rijk thema 8 les 4

• Aardrijkskunde
• Basisschool
• Groep 7,8

Arm en rijk thema 8 les 4

Wat kan de Nigeriaanse overheid doen om verandering hierin te brengen?

Is de wijk van Emanuel een sloppenwijk? Waarom?

Wat voor werk zouden de moeder en vader van Emanuel kunnen doen?

Waar zouden Ryan en zijn moeder tegenaan kunnen lopen, als hij degene is die haar helpt met Nederlands?

Wat is waar?

1. De Nijl mondt uit op de zee in Egypte.
2. De Nijl mondt uit op de zee in Marokko.
3. De Nijl mondt uit op de zee in Turkije.
4. De Nijl mondt uit op de zee in de Democratische Republiek Congo.

Wat is een microkrediet?

1. Een klein paard of ezel die mensen gebruiken om zich te vervoeren.
2. Een cursus om mensen beter te leren spellen.
3. Een gezonde maaltijd die makkelijk te maken is.
4. Een lening die iemand kan gebruiken om een bedrijf te starten.

Arbeidsintensief werken is:

1. Mensen werken heel hard
2. Mensen werken niet zo hard
3. Er is te weinig werk

Wat is waar?

1. In arme landen wonen rijke mensen en arme mensen dicht bij elkaar.
2. In arme landen wonen rijke mensen en arme mensen ver weg van elkaar. Ze zien elkaar nooit.

Democratische Republiek Congo

Egypte

Ethiopië

Irak

Iran

Israel

Kenia

Madagaskar

Marokko

Nigeria

Quatar

Saudi-Arabië

Sudan

Zuid-Afrika

Turkije

Tanzania

De meeste mensen in Bangladesh werken in de:

1. Dienstensector
2. Landbouwsector
3. Industriesector

Ankara is de Hoofdstad van:

1. Turkije
2. Iran
3. Sudan
4. Quatar

Ankara

Bagdad

Cairo

Casablanca

Jeruzalem

Kaapstad

Lagos

Mekka

Teheran

De Sahara ligt in het Zuiden van Afrika.

1. Waar.
2. Niet waar.

Arme landen ontwikkelen zich niet.

1. Goed.
2. Fout.

Wat zijn de eerste levensbehoeften?

1. Water, een bed, een auto, een huis
2. Water, eten, kleding en een dak boven je hoofd
3. Eten, drinken, internet
4. Water, eten, een dak boven je hoofd, een deken

Als landen rijk zijn, is de .... er hoog.

Zet de zinnen in de goede volgorde. 

In een land zijn geen sociale voorzieningen. 

Als mensen ziek of oud worden gaat er niemand voor ze zorgen. 

Mensen krijgen veel kinderen die wel voor ze kunnen zorgen. 

Er is nog minder eten voor iedereen.

Ben jij klaar voor de toets?

1. Ja, ik ben er helemaal klaar voor!
2. Nog niet helemaal, ik ga nog een beetje leren thuis
3. Ik ben er nog helemaal niet klaar voor! Ik ga heel hard leren!