delend lidwoord herhalen
1 / 24
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Ik kan het delend lidwoord aan een ander uitleggen.
A
Oui, bien sûr! :D
B
Oui, peut-être... :)
C
Ehm, oui / non / je ne sais pas
D
Non, je m'excuse :(
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Video
Je hebt 4 verschillende delend lidwoorden, hoe weet je nu welke je moet gebruiken?
A
Je kijkt naar het woord ervoor
B
Je kijkt naar het woord erna
Slide 8 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Ma mère achète......pain
Ma mère achète......pain
A
des
B
de la
C
du
D
de
Slide 9 - Quiz
Tu ne mange pas __ viande?
A
de la
B
de
Slide 10 - Quiz
Ma soeur demande _____ eau.
A
de l'
B
d'
Slide 11 - Quiz
Je prends un kilo ... fromage.
A
d'
B
de
C
du
Slide 12 - Quiz
Je prends une salade avec ___ poivrons.
A
du
B
des
Slide 13 - Quiz
Je prends ..... poisson.
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
Slide 14 - Quiz
Tu veux ... coca?
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 15 - Quiz
Vous mangez beaucoup ... chocolat.
A
du
B
de la
C
de
D
des
Slide 16 - Quiz
Vertaal:
le poivron
le poivron
A
de paprika
B
paprika
Slide 17 - Quiz
Vertaal:
du poivron
du poivron
A
de paprika
B
paprika
Slide 18 - Quiz
Vertaal:
la glace
la glace
A
het ijs
B
ijs
Slide 19 - Quiz
Vertaal:
de la glace
de la glace
A
het ijs
B
ijs
