What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
klas 2: herhalen theorie Lezen H1 t/m 4
Doel van de les
Je weet wat het woord 'tekstverband' betekent.
Je weet wat het woord 'signaalwoord' betekent.
Je kunt in een tekst een paar signaalwoorden aanwijzen.
Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden.
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Doel van de les
Je weet wat het woord 'tekstverband' betekent.
Je weet wat het woord 'signaalwoord' betekent.
Je kunt in een tekst een paar signaalwoorden aanwijzen.
Je herkent dankzij signaalwoorden verschillende tekstverbanden.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Met de alinea’s in je verhaal hak je het onderwerp van je tekst in stukjes. Hoe noemen we deze stukjes?
A
onderwerpen
B
stukjes
C
deelonderwerp
D
titels
Slide 3 - Quiz
Wat is het verschil tussen een onderwerp en een hoofdgedachte?
A
Hoofdgedachte is een paar woorden. Onderwerp is een hele zin.
B
Hoofdgedachte is een hele zin. Onderwerp is een paar woorden.
C
Onderwerp is waar de tekst over gaat. Hoofdgedachte is wat de schrijver over het onderwerp zegt.
D
Hoofdgedachte is waar de tekst over gaat. Onderwerp is wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Slide 4 - Quiz
De allerbelangrijkste zin in een tekst heet:
A
kernzin
B
deelonderwerp
C
hoofdgedachte
D
onderwerp
Slide 5 - Quiz
Wat zijn de 4 manieren van lezen?
Slide 6 - Open question
Door wat voor manier van lezen kun je gemakkelijk het onderwerp van een tekst vinden?
A
Globaal lezen
B
Oriënterend lezen
C
Zoekend lezen
D
De hele tekst lezen
Slide 7 - Quiz
welke manier van lezen gebruik je bij;
Het leren van een hoofdstuk biologie?
A
verkennend
B
zoekend
C
nauwkeurig
D
studerend
Slide 8 - Quiz
Welke manier van lezen gebruik je om het onderwerp te vinden?
Slide 9 - Open question
Welke vraag stel je jezelf als je het onderwerp van een tekst wilt weten?
Slide 10 - Open question
Welke doelen kan een schrijver hebben?
Slide 11 - Open question
De allerbelangrijkste zin in een tekst heet:
A
kernzin
B
deelonderwerp
C
hoofdgedachte
D
onderwerp
Slide 12 - Quiz
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader,
maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 13 - Drag question
Welke verwijswoorden horen in deze zin?
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.
_________ denkt dat
________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze
Slide 14 - Drag question
Feit, mening, argument, iets anders?
Het gaat morgen regenen of niet regenen.
A
Feit
B
argument
C
Iets anders
D
mening
Slide 15 - Quiz
Ik houd van snoep, want dat is zo lekker zoet.
A
feit
B
mening
C
argument
D
mening + argument
Slide 16 - Quiz
Wiskunde is een moeilijk vak.
A
feit
B
mening
C
argument
D
mening + argument
Slide 17 - Quiz
De hoofdgedachte is...
A
de kernzin
B
de hoofdzaken
C
het belangrijkste van een tekst in één zin.
D
de samenvatting
Slide 18 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte?
A
Alle hoofdzaken op een rij
B
Alle hoofd- en bijzaken op een rij
C
De samenvatting van een tekst
D
Het belangrijkste van een tekst in één zin samengevat.
Slide 19 - Quiz
Tekstsoort?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
Activerende tekst
Slide 20 - Quiz
Wat voor tekstsoort is dit?
A
instructietekst
B
betogende tekst
C
informatieve tekst
D
verhalende tekst
Slide 21 - Quiz
Tekstsoort?
A
aankondiging
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep
Slide 22 - Quiz
Signaalwoorden
en tekstverbanden
Slide 23 - Slide
Wat is het verschil tussen een onderwerp en een hoofdgedachte?
A
Hoofdgedachte is een paar woorden. Onderwerp is een hele zin.
B
Hoofdgedachte is een hele zin. Onderwerp is een paar woorden.
C
Onderwerp is waar de tekst over gaat. Hoofdgedachte is wat de schrijver over het onderwerp zegt.
D
Hoofdgedachte is waar de tekst over gaat. Onderwerp is wat de schrijver over het onderwerp zegt.
Slide 24 - Quiz
Welke signaalwoorden ken jij?
Slide 25 - Mind map
Slide 26 - Video
Hoe noem je woorden die wijzen op een verband tussen zinnen en alinea's
A
trefwoorden
B
signaalwoorden
C
uitdrukkingen
D
synoniemen
Slide 27 - Quiz
Welk woord hoort op het stippellijntje?
in een tekst zijn er...........tussen woorden, zinnen en alinea's
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels
Slide 28 - Quiz
Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden
Slide 29 - Quiz
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden -maar-, -toch-
-echter-?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie
Slide 30 - Quiz
Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden -want- en -omdat-?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden
Slide 31 - Quiz
Signaalwoord
Geen signaalwoord
ook
aan
word
zo
door
slecht
Slide 32 - Drag question
Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
ook
bijvoorbeeld
zo
maar
Slide 33 - Drag question
More lessons like this
Examentraining mavo 4: leesvaardigheid
April 2018
- Lesson with
21 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
Examentraining
Hoofdstuk 1 lezen
March 2020
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7
Begrippen toepassen op statiegeld op blikjes
May 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Examentraining II quizvragen III
February 2019
- Lesson with
24 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Examentraining
S10 - Tekstopbouw: enkele begrippen
November 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
S10 - Tekstopbouw: enkele begrippen
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
EVE Oefenen leesvaardigheid a.d.h.v. tekst
May 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1,2
Leesvaardigheid
April 2017
- Lesson with
12 slides
by
www.lessonup.io
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Examentraining