Jouw koffie is veel warmer als die van mij.Het weer wordt nog veel slechter dan nu.
Nederlands toetsen zijn het moeilijkste.
We kunnen tegenwoordig weiniger schrijven als vroeger.
Jij hebt een hoger cijfer dan ik.
Ik vind fietsen naar school leuker als met de bus.
Zwemmen is leuker dan leren.