1 Er zitten veel padden in onze achtertuin.
In het bos waren de paden smal.
2 Tossen de stemhokjes stonden houten schotten.
We hoorden de schoten van de jagers.
3 De patroons van deze cafés houden wel van een borreltje.
De jager stopte nieuwe patronen in zijn geweer.
Mijn moeder maakte de jurken precies volgens de patronen.
4 Ik lees elke week wel enkele bladen.
In de herfst vallen de bladeren van de bomen.
5 Bij de val brak de wielrenner zijn beide benen.
Op dit oude kerkhof liggen de beenderen van vele middeleeuwers.
6 Houden de portiers bij dit hotel de deur open voor de gasten?
Deze auto heeft vier portieren.