Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). Een andere eenheid is de watt
(W). Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Vermogen
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt, noem je het vermogen. De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power. Een eenheid van vermogen is joule per seconde (J/s). Een andere eenheid is de watt
(W). Hierbij geldt dat 1 W evenveel is als 1 J/s.
Slide 1 - Slide
Vermogen - typeplaatje
Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.
Het vermogen geeft ook aan wat een apparaat kan. Met een boormachine van 300 watt zal je niet zo makkelijk een gat boren als met een boormachine van 800 watt. Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer maar gebruiken ook meer elektrische energie. Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Het vermogen van een apparaat staat altijd op het typeplaatje.
Slide 2 - Slide
Vermogen berekenen
Slide 3 - Slide
Elektrische energie meten
Energieverbruik = vermogen x tijd
E = P x t
P in kW (of in W)
t in uren (of in S)
E in KWh (of in Joule)
Slide 4 - Slide
0
Slide 5 - Video
Rendement
9 Januari.
Praktisch PTA: bouwen en doormeten van schakelingen.
Doorrekenen van een schakeling.
Slide 6 - Slide
Woensdag na de vakantie:
9 Januari.
Praktisch PTA: bouwen en doormeten van schakelingen.
Doorrekenen van een schakeling.
Slide 7 - Slide
Wat is het zelfde als 100.000.000W ?
A
10 MW
B
100 MW
C
1000 MW
D
10000 MW
Slide 8 - Quiz
1 w is hetzelfde als……?
A
0,1 KW
B
100 MW
C
0,001 KW
D
1 MW
Slide 9 - Quiz
1 KW is….?
A
10 W
B
1000 W
C
100 W
D
10.000 W
Slide 10 - Quiz
Mijn laptop werkt op een spanning van 12 v. de stroomsterkte is 2 A Hoe groot is het vermogen?
A
24 v
B
24 w
C
6 w
D
14 v
Slide 11 - Quiz
wat is de juiste berekening
A
Vermogen= spanning x stroomsterkte
B
Spanning= vermogen x stroomsterkte
C
Stroomsterkte= spanning x vermogen
Slide 12 - Quiz
van welk apparaat is het vermogen verandelijk?
A
een elektrische klok
B
een mobiele telefoon
C
een zaklantaren
Slide 13 - Quiz
Wat bedoelen ze als een apparaat stroom '' opslurpt ''?
A
Het apparaat heeft te weinig stroom
B
Het apparaat veel stroom gebruikt
C
Het apparaat heeft te veel stroom gebruikt en is nu kapot
Slide 14 - Quiz
welke schakeling heeft geen vertakking?
A
KNOPSCHAKELING
B
SERIESCHAKELING
C
OMSCHAKELING
Slide 15 - Quiz
Wat moet er op de stippellijn? …..................= spanning x stroomsterkte.