P4L2 - Lezen 4.3 - Dinsdag - 1VMB


Welkom 1VMB








: )


Dinsdag

Planning van dit uur
  • Huiswerk bespreken
  • Theorie 4.3 Lezen 
  • Zelfstandig werken 





Aan het einde van deze les 
  • herhaal je wat tekstdoelen zijn en wat een instructie is;
  • weet je wat verwijswoorden zijn;
  • weet je wat signaalwoorden van tijdsvolgorde zijn. 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson


Welkom 1VMB








: )


Dinsdag

Planning van dit uur
  • Huiswerk bespreken
  • Theorie 4.3 Lezen 
  • Zelfstandig werken 





Aan het einde van deze les 
  • herhaal je wat tekstdoelen zijn en wat een instructie is;
  • weet je wat verwijswoorden zijn;
  • weet je wat signaalwoorden van tijdsvolgorde zijn. 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 2 t/m 9 van 4.3 Lezen)
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
De schrijver wil de lezer informatie geven
De schrijver wil de lezer vermaken
Nieuwsbericht, tekst uit een schoolboek, handleiding, instructie
Leesboek, stripverhaal

Slide 3 - Slide

Welk woord herken je in 'informeren'?
Welk woord herken je in 'amuseren'? 

Ken je meer voorbeelden van teksten met het doel informeren of amuseren? 

Soms heeft een schrijver meer doelen met een tekst, één doel is altijd het belangrijkst, dat doel noteer je als je in een opdracht gevraagd wordt wat het tekstdoel is. 
Instructie
Een uitleg in stappen hoe je iets moet doen

Weet iemand een voorbeeld?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Een uitleg in stappen hoe je iets moet doen

Voorbeelden van instructies: 
Een tekst waarin staat hoe je een band verwisselt, hoe je een squat doet, hoe je houten meubels schoonmaakt, hoe je een spel gaat spelen, hoe je een tent opzet, etcetera. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Waar verwijst het woord 'hij' naar in de tweede zin?

De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten.
A
Jason
B
De hond van Jason
C
Een duur foutje
D
Een portemonnee met tweeduizend euro

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Uitleg
De hond van Jason heeft vrijdag een duur foutje gemaakt.
Hij heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten. 

Vraag: wie heeft een portemonnee met tweeduizend euro opgegeten?
Antwoord: de hond van Jason

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hoe kom je erachter waar 
een woord naar verwijst? 

1. Stel een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e)
2. Het antwoord is waar een woord naar verwijst

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Merle pakte haar tas. Die was erg zwaar. 
1. Wat was erg zwaar? 
2. Antwoord: haar tas was erg zwaar. 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

                   Individueel werken
timer
15:00
Wat
Maak opdracht 10 t/m 14 en 16 t/m 20 van 4.3 Lezen 
Opdracht 15 mag je doen (doosje vouwen en vragen beantwoorden) 
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze lesstof komt terug op de repetitie en deze opdrachten zijn huiswerk 
Klaar
Lees in je leesboek of in een Donald Duck

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden: wat zijn het ook alweer?
           tekstgedeelte 1                          signaalwoord                            tekstgedeelte 2 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Tekstverband: opsomming
           tekstgedeelte 1                          signaalwoord                            tekstgedeelte 2 
             Ik koop sokken                                  en                                             een pan

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Tekstverbanden
tekstverband
signaalwoorden
opsommend
ten eerste, om te beginnen, ook, tevens, bovendien, daarnaast, niet alleen.... maar ook, verder, zowel... als, ten slotte 
tegenstelling
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds .... anderzijds, daar staat tegenover
tijdsvolgorde
eerst, intussen, terwijl, toen vervolgens, daarna, nadat, zodra, ten slotte

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tekstverband van tijsvolgorde
           tekstgedeelte 1                           signaalwoord                  tekstgedeelte 2 
Tijdsvolgorde

Eerst pak ik mijn spullen                                              daarna                                   stap ik op de fiets. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

                   Individueel werken
timer
15:00
Wat
Maak opdracht 10 t/m 14 en 16 t/m 20 van 4.3 Lezen 
Opdracht 15 mag je doen (doosje vouwen en vragen beantwoorden) 
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Steek je vinger op, dan kom ik langs
Tijd
Tot het einde van de les
Uitkomst
Deze lesstof komt terug op de repetitie en deze opdrachten zijn huiswerk 
Klaar
Lees in je leesboek of in een Donald Duck

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt herhaald wat tekstdoelen zijn en wat een instructie is;
  • weet wat verwijswoorden zijn;
  • weet wat signaalwoorden van tijdsvolgorde zijn. 

Huiswerk
  • Maak opdracht 10 t/m 14 en 16 t/m 20 van 4.3 Lezen
  • Opdracht 15 mag je doen (doosje vouwen en vragen beantwoorden) 

    Slide 16 - Slide

    This item has no instructions