Dag 7

Thema 3  - wonen - dag 7
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 3  - wonen - dag 7

Slide 1 - Slide

de plek
  • een plaats
  • een ruimte
  • zin: De slaapkamer is de plek om te slapen. 
  • zin: Er is geen plek meer voor deze spullen.
44

Slide 2 - Slide

de ruimte
  • Een plaats in een gebouw
  • Een plek in je huis
  • Een lege plek
  • de ruimte - de ruimtes
  • zin: De gang is een ruimte in je huis.
  • zin: Ik heb geen ruimte voor een nieuwe bank. 
45

Slide 3 - Slide

schoonmaken
  • zorgen dat iets niet meer vies is
  • werkwoord
  • zin: Ik ga nu de vloer schoonmaken want die is vies.
  • zin: Die man maakt altijd heel goed schoon.
46

Slide 4 - Slide

de slaapkamer
  • ruimte in huis
  • staat je bed - je slaapt er
  • slaapkamer - slaapkamers
  • zin: Mijn slaapkamer is niet groot maar wel gezellig.
  • zin: In haar slaapkamer is het donker.
47

Slide 5 - Slide

slapen
  • diepe rust
  • meestal 's nachts, in bed
  • werkwoord
  • zin: Ik slaap het beste in mijn eigen bed.
  • zin: De baby slaapt. Ssttt! 
  • zin: Ik heb me verslapen.
48

Slide 6 - Slide

de soort
  • Verzameling van mensen of dingen met dezelfde kenmerken.
  • Synoniem: Het type.
  • De soort - De soorten.
  • Zin: Wat voor soort telefoon heb jij?
49

Slide 7 - Slide

spullen
  •  Het eigendom van iemand.
  • Synoniem: dingen.
  • Verkleinwoord: Spulletjes
  • Zin: Wil jij je spullen uit de kast pakken?
  • Zin: Waar zijn de spullen van Mohammed?
50

Slide 8 - Slide

Dag 6
43
timer
1:30
Wat is de gekste plek waar jij sliep?

Slide 9 - Mind map

A - Ik ben binnen in een .............
B - Ik zit op mijn ................
C - Ik slaap in mijn ...............
Dag 6
44
A
A - ruimte B - bed C - bed
B
A - plek B - plek C - slaapkamer
C
A - ruimte B - plek C - slaapkamer
D
A - ruimte B - ruimte C - slaapkamer

Slide 10 - Quiz

Maar een zin.
Werkwoord: schoonmaken
Dag 6
45
timer
1:30

Slide 11 - Open question

4
Wat hoort bij elkaar?

Slide 12 - Drag question

A - Hij schoonmaakt mijn kamer.
B - Ik maak mijn kamer schoon.
C - Jij moet je kamer schoonmaken.
Dag 6
45
A
A - fout B - goed C - fout
B
A - fout B - fout C - goed
C
A - fout B - goed C - goed
D
A - goed B - goed C - goed

Slide 13 - Quiz

1. Ik ....... in mijn bed.
2. Gisteren heb ik lekker .......... .
3. Waar ........ jij vannacht?
Dag 6
46
A
1.slap 2.geslaap 3. slaap
B
1. zit 2. gegeten 4. was
C
1.zit 2. gepraat 3.slaap
D
1. slaap 2. geslapen 3.sliep

Slide 14 - Quiz

Appels is een ......... fruit.
Dag 6
47
A
soort
B
voorbeeld
C
lekker
D
rood

Slide 15 - Quiz

A - Hij gebruikt veel spullen bij het koken.
B - Ik gooi mijn spullen in de auto.
C - Wij willen veel spullen kopen.
D - Er liggen veel spullen in mijn kamer.
Dag 6
48
A
A - Goed B - Goed C - Goed D - Goed
B
A - Goed B - Goed C - Fout D - Fout
C
A - Fout B - Fout C - Fout D - Fout
D
A - Fout B - Goed C - Goed D - Goed

Slide 16 - Quiz