hoofdstuk 5 les 1

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

Vul het antwoord in

Lesinhoud

• Rekenen met tijd
  
• Meer maten (geld, gewicht)
• SmartRekenen 5.1 + 5.2

Rekenen met tijd

Rekenen met tijd

2, 5 uur =2 uur 30 min

Hoeveel is 2,7 uur? 

2, 5 uur =2 uur 30 min
Hoeveel is 2,7 uur?

Rekenen met tijd

2,7 uur =

2 uur + 0,7 uur =

2 uur + 0,7x60= 

2 uur + 42 minuten = 

2 uur 42 minuten 

Rekenen met tijd

Als 2 uur 30 min = 2,5 uur

Hoeveel is 2 uur 50 min? 

Rekenen met tijd
Als 2 uur 30 min = 2,5 uur
Hoeveel is 2 uur 50 min?

Rekenen met tijd

2 uur 50 min = 

2 + 50:60 = 

2+0,8 = 2,8 

Rekenen met tijd

Het is nu 15: 37: 12

Hoe laat is over 10 uur 47 min 45 sec later? 

Rekenen met tijd
Het is nu 15: 37: 12
Hoe laat is over 10 uur 47 min 45 sec?

Rekenen in tijd

15 : 37 :  12

10 : 47 : 45

--------------

25 : 84 : 57    =   26 : 24 : 57 =  02 : 24 : 57

2 uur 24 min 57

Afronden bij contant betalen

0, 1, 2 wordt 0

10 euro 21 cent -----------> 10 euro 20 cent

3, 4, 5, 6, 7 wordt 5

10 euro 24 cent ----------->10 euro 25 cent

10 euro 27 cent------------>10 euro 25 cent

8, 9 wordt 0

10 euro 28 cent ------------->10 euro 30 cent

€ 5,03 contant wordt afgerond op

€ 15,86 contant wordt afgerond op

€ 12,02 contant wordt afgerond op

€ 26,72 contant betalen wordt

1. € 26,75
2. € 26,70
3. € 26,80
4. € 27,-

Jan Willem heeft een sprinttraining.
Tijdens de training moet hij 6 keer 40 seconden sprinten.

Hoeveel minuten moet Jan Willem in totaal sprinten?

3,5 minuten = ........ seconden

1:02 uur = ......... minuten

Hoeveel seconden moet de
stoommaaltijd in de magnetron?

Log in SmartRekenen

 

Maak H5 - Meer maten Paragraaf 5.1 en  5.2