Aanwijzende voornaamwoorden: deze', 'die', 'dit', 'dat' en 'zo'n'
Betrekkelijke voornaamwoorden:
1 - dat. ...
2 - die. ...
3 - wat. ...
4 - wie. ...
5 - welke (in de plaats van welke kan je ook altijd die gebruiken) ...
6 - hetgeen (in de plaats van hetgeen kan je ook altijd wat gebruiken)
Onbepaalde voornaamwoorden: iets, niets, alles, iedereen, iemand, niemand, andere(n), elk(e) en ieder(e)