Bloedtransfusie en orgaandonatie

Bloedtransfusies
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bloedtransfusies

Slide 1 - Slide

leerdoelen
  • Wanneer heb je bloed nodig?
  • Van wie kun je bloed krijgen
  • Wat betekent + en - in je bloedgroep
  • Waar wordt met orgaandonatie rekening gehouden?

Slide 2 - Slide

begrippenlijst
  • bloedtransfusie-bloeddonor
  • bloedgroep-bloedklontering-universele ontvanger-universele donor
  • resusfactor-resusantigeen-resuspositief(Rh+)-resusnegatief(Rh-)-resusziekte
  • HLA

Slide 3 - Slide

Overzicht van de bloedgroepen?
Bloedgroep
antigenen
antistoffen
A
A
anti-B
B
B
anti-A
AB
AB
-
O
-
anti-A en anti-B

Slide 4 - Slide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 5 - Drag question

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 6 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistoffen tegen A en B

Slide 7 - Open question

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 8 - Quiz

De antistoffen
Als iets lichaamsvreemd is, maakt je lichaam er antistoffen tegen. Kort gezegd: wat je niet hebt, daar vecht je tegen!
voorbeeld:
Komt er bij iemand met bloedgroep A wat bloed binnen van bloedgroep B (heeft vreemde antigenen B!), dan maakt die persoon zijn witte bloedcellen antistof B aan.
Gevolg: de B-bloedcellen klonteren aan elkaar

Slide 9 - Slide

Bloedgroep bepaling:
klontering na toevoegen antistof A , dan is er een antigeen A aanwezig, dus bloedgroep A (of AB)
klontering na toevoegen antistof B , dan is er een antigeen B aanwezig, dus bloedgroep B (of AB)

Slide 10 - Slide

Bloedgroep 0 = universele donor
Bloedgroep AB = universele ontvanger
Bloedgroep O is een universele donor, die kan aan iedereen gegeven worden.

Bloedgroep AB is universeel ontvanger en kan dus van  iedereen bloed ontvangen

Slide 11 - Slide

Karel heeft een bloedtransfusie nodig.
Hij heeft bloedgroep A. Van welke bloedgroepen kan hij bloed ontvangen?
A
Alleen A
B
A & 0
C
Alleen 0
D
Alleen B

Slide 12 - Quiz

bloed
antigeen
antistof
Rh+
resus
-
Rh-
-
anti-resus
De resusfactor:
De antistoffen tegen de resusfactor gaan we pas aanmaken na een eerste besmetting!

Slide 13 - Slide

Wie kan bloed geven aan wie
                     (donor)      (ontvanger)

Slide 14 - Slide

Resusfactor bij zwangerschap
resuskindje!

Slide 15 - Slide

Resus positief hebben:
A
WEL antigenen resus
B
GEEN antigenen resus

Slide 16 - Quiz

Bepaal de bloedgroep:
Anti-A: klontering
Anti-B: klontering
Anti-Resus: geen klontering
A
AB+
B
AB-
C
0+
D
0-

Slide 17 - Quiz

Wanneer levert de resus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+ Kind: rh-
B
Moeder: rh+ Kind: rh+
C
Moeder: rh- Kind: rh-
D
Moeder: rh- Kind: rh+

Slide 18 - Quiz

Iemand heeft Resus positief bloed .
Welk bloed kan hij krijgen ?
(letten even niet op bloedgroep)

A
Resus positief bloed Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen 5 1 Stel het aantal punten invoor deze vraag. Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt. Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen. Differentiëer Differentiëer Instellingen Bij kinderen die worden ingeënt met de dktp-prik (difterie, kinkhoest, pokken en tetanus) en de BMR-prik(Bof, rode hond en mazelen)worden verzwakte ziekteverwekkers ingespoten.. Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden antistoffen ingespoten? A Alleen antigenen B Alleen antistoffen C Zowel antigenen als antistoffen Quizvraag Resus positief bloed
B
Resus negatief bloed
C
Resus positief en resus negatief bloed
D
Kan je zo niet zeggen

Slide 19 - Quiz

Anja heeft bloedgroep 0+
Welke antistoffen tegen bloedgroep-antigenen heeft Anja in haar bloed?

A
Alleen anti-resus
B
Alleen anti-A en anti-B
C
Zowel anti-A, anti-B als anti-resus

Slide 20 - Quiz

Orgaantransplantatie
Bij een orgaantransplantatie wordt gekeken naar het type antigenen op de lichaamscellen van de donor en de ontvanger. Die moeten voldoende op elkaar lijken.
Dit zijn de HLA-antigenen.

Wanneer iets lichaamsvreemd is wordt ontdekt door lymfocyten 


Slide 21 - Slide

Transplantatie
Bij transplantatie wordt op HLA-antigenen gelet. 

Zo wordt afweerreactie voorkomen. 
Ook hier afweer onderdrukken.

Slide 22 - Slide

Principe transplantatie
  • antigenen van de patiënt vaststellen de HLA-code van de patiënt
  • Opslaan in computer bij Eurotransplant 
  • Als potentiële donor komt: HLA-code bepalen -> naar Eurotransplant 
  • Matchen: juiste patiënt erbij zoeken 

Slide 23 - Slide

Wat is HLA?
Antigeen is eiwit op de celmembraan.
Antigeen kan lichaamsvreemd zijn.
Human Leukocyte Antigen (HLA) zijn lichaamseigenheid bepalend
Witte bloedcellen gebruiken antigenen voor herkenning.
Antistoffen passen op antigenen.

Slide 24 - Slide

HLA (human leukocyte antigen)
De antigenen werden eerst op witte bloedcellen (leukocyten) ontdekt, maar later op vrijwel alle cellen.

Door het HLA systeem kunnen lymfocyten eigen cellen van lichaamsvreemde cellen onderscheiden. 

Iedereen heeft zijn eigen unieke HLA systeem (eigen antigenen). 

Slide 25 - Slide

Transplantatie
Antigenen bij mensen: HLA-systeem
  • Humaan Leukocyt Antigeen 
  • Erfelijk
  • Uniek voor alle mensen 
  • 1-eiige tweelingen identiek 
Vier groepen -> duizenden combinaties
Als orgaan in contact komt met andere HLA-code -> afstoting

Slide 26 - Slide

 HLA - immuuneiwitten
Elk blokje stelt een persoon voor met een homoloog chrosomenpaar (van vader en moeder) nummer 6 waar de HLA-genen op liggen. 
Risico op afstotings-reactie

Slide 27 - Slide

Transplantatie
  • Dankzij het HLA kunnen lymfocyten de eigen cellen onderscheiden van lichaamsvreemde cellen.
  • Bij mensen is deze antigenen het Human Leukocyte Antigen (HLA).
  • Voorafgaand aan een transplantatie wordt gecheckt of de HLA van de donor overeenkomt met de HLA van de acceptor.

Slide 28 - Slide