Als iets lichaamsvreemd is, maakt je lichaam er antistoffen tegen. Kort gezegd: wat je niet hebt, daar vecht je tegen!
voorbeeld:
Komt er bij iemand met bloedgroep A wat bloed binnen van bloedgroep B (heeft vreemde antigenen B!), dan maakt die persoon zijn witte bloedcellen antistof B aan.
Gevolg: de B-bloedcellen klonteren aan elkaar