This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat gaan we doen vandaag?
huiswerk bespreken
Leerdoelen deze les
uitleg
zelfstandig werken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat we bedoelen met Vermogen
Je kunt de formule toepassen om spanning, stroomsterkte en vermogen uit te rekenen
Je kunt uitleggen hoe he verbruik van elektrische energie in huis wordt gemeten
Je kunt berekenen hoeveel je voor de verbruikte energie moet betalen
Je kunt uitleggen waarom je een kWh meter nodig hebt om het werkelijke energieverbruik te bepalen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Wat bedoelen we met Vermogen
Het vermogen betekent hoeveel energie een apparaat per seconde verbruikt.
Slide 5 - Slide
Berekeningen met Vermogen
Watt = volt x stroomsterkte
Slide 6 - Slide
Binas Tabel 6
Slide 7 - Slide
Binas Tabel 12
Zoals je ziet, staan de formules er met de Symbolen uit tabel 6
Daarom werken we met een stappenplan om met formules te werken.
Slide 8 - Slide
Stappenplan voor berekeningen
1. Welke gegevens heb ik? 2. Wat moet ik berekenen? 3. Welke formule heb ik dan nodig? 4. Invullen en uitrekenen (staat alles in de juiste eenheid?) 5. Controleren: Logisch antwoord? Geef je antwoord op de vraag? Staat er een eenheid achter?
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Werken met formules
Achter in je boek staat daar een hele pagina over.
Die bekijken we samen
Slide 11 - Slide
Voorbeeldopgave
Als Lisa haar Föhn aanzet, is de stroomsterkte 6,6 Ampère. Op het stopcontact staat 230 Volt. Wat is het vermogen van de Föhn?
Gegeven: Spanning = 230 Volt Stroomsterkte I = 6,6 A
Gevraagd: Vermogen P in Watt
Formule: P=U*I
Berekening: P=230 *6,6 = 1518
Antwoord: Het vermogen van de Föhn is 1518 Watt.
Slide 12 - Slide
Voorbeeldopgave
Op groep 3 van een huisinstallatie (230 V) is een strijkijzer van 1200 watt aangesloten.
Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer.
Doe stap 1, 2 en 3 zelf!
timer
3:00
Slide 13 - Slide
Stappenplan
U= 230 Volt, P= 1200 Watt
I in Ampère
P=U*I maar wat nu?
Slide 14 - Slide
Stappenplan
U= 230 Volt, P= 1200 Watt
I in Ampère
P=U*I --> I= P/U
Slide 15 - Slide
Stappenplan
U= 230 Volt, P= 1200 Watt
I in Ampère
P=U*I --> I= P/U
I= 1200/230= 5,2
Slide 16 - Slide
Stappenplan
U= 230 Volt, P= 1200 Watt
I in Ampère
P=U*I --> I= P/U
I= 1200/230= 5,2
5,2 Ampère
Slide 17 - Slide
Wat is het vermogen?
A
Hoeveel energie een apparaat per seconde verbruikt.
B
Het aantal uur een batterij meegaat
C
Hoeveel elektrische stroom een apparaat aan kan.
D
Hoeveel energie een apparaat nodig heeft.
Slide 18 - Quiz
Het vermogen heeft als symbool de letter P. Wat is de eenheid van het vermogen?
A
Watt (W)
B
Ampère (A)
C
Volt (V)
D
Joule (J)
Slide 19 - Quiz
Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt
Slide 20 - Quiz
Lesopdracht
Maak nu opdracht 1, 2 en 6 (Kader)
Maak nu opdracht 3 (gebruik Pagina 253), 4, 5 en 6 (Mavo)
Schrijf een begrippenlijst of samenvatting in je aantekeningen schrift