This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Manieren van inleiden
Slide 1 - Slide
De inleiding schrijven
Na deze les…
Weet je welke elementen een goede inleiding bevat
Kun je een inleiding schrijven waarin je aandacht van de lezer trekt en het onderwerp introduceert
Heb je kunnen werken aan jouw presentatie
Slide 2 - Slide
Hoofdstructuur
Een goede tekst bestaat meestal uit drie hoofddelen:
1. de inleiding (vaak één of twee alinea's)
2. het middenstuk (bijna altijd meerdere alinea's)
3. het slot (vaak één alinea)
Elk deel heeft zijn eigen functie in de gehele tekst.
Slide 3 - Slide
Welke functies kan de inleiding van een tekst ook alweer hebben?
Slide 4 - Mind map
Het onderwerp
Een aandachttrekker
het standpunt
De voorgeschiedenis
De inleiding start altijd met ...
Dat kan op vier verschillende manieren, o.a. ....
Vervolgens wordt ... geïntroduceerd.
Bij een betoog wordt daarnaast altijd ... genoemd.
Slide 5 - Drag question
De inleiding
Een inleiding start altijd met een aandachttrekker. Dit kan op vier manieren, namelijk met de geschiedenis, de actualiteit, het belang voor de lezer of een voorbeeld/anekdote. Vervolgens is het belangrijk dat het onderwerp wordt geïntroduceerd. Bij een betoog moet daarnaast altijd het standpunt worden genoemd.
Slide 6 - Slide
Functies van de inleiding
De belangstelling wekken
Het onderwerp introduceren en/of de hoofdgedachte naar voren brengen
Aankondigen hoe de tekst is opgebouwd
De aanleiding voor het schrijven noemen
De lezer of luisteraar welwillend stemmen
Let op: vaak heeft een inleiding meerdere functies tegelijkertijd.
Slide 7 - Slide
1. De belangstelling wekken
De lezer prikkelen om verder te lezen met een pakkende inleiding.
Slide 8 - Slide
2. Het onderwerp introduceren en/of de hoofdgedachte naar voren brengen
Je zorgt ervoor dat de lezer meteen weet waar het over gaat. Zo bepaalt hij of hij verder wil lezen.
Slide 9 - Slide
3. Aankondigen hoe een tekst is opgebouwd
Dit komt vooral voor bij een langere tekst (uiteenzetting, beschouwing of betoog)
Slide 10 - Slide
4. De aanleiding noemen
Welke gebeurtenis of nieuwsfeit vormt de aanleiding voor het schrijven van de tekst? Waarom schrijft de schrijver erover? Wat is er gebeurd?
Slide 11 - Slide
5. De lezer welwillend stemmen
De schrijver wil ervoor zorgen dat de lezer geboeid raakt. Hij vertelt bijvoorbeeld eerst iets persoonlijks of hij bedankt eerst de lezers. Zo hoopt hij de aandacht en de sympathie van de lezer te winnen,
Slide 12 - Slide
Een pakkende inleiding schrijven
directe vragen
Een of meerdere directe vragen:
Wat zou ú doen met een miljoen?
stelling, vraag
Een stelling gevolgd door een vraag:
'Een 5,6 is goed genoeg', vindt mijn dochter. Maar is dat wel zo?
retorische vraag
Meer een mededeling in vraagvorm:
Bent u de kou ook zo zat?
verrassende, uitdagende openingszin
shockerende of verrassende openingszin:
'Trump is een hond'
constatering
Je stelt vast dat een bepaald verschijnsel of een bepaalde ontwikkeling plaatsvindt:
De overheid bemoeit zich steeds meer het het privéleven van de gewone burger.
anekdote
ort verhaaltje met verrassende kern
--> symboliseert algemene gedachte
Slide 13 - Slide
Welke manier van inleiden?
Op wie gaat ú stemmen?
A
stelling, vraag
B
retorische vraag
C
directe vraag
D
constatering
Slide 14 - Quiz
Welke manier van inleiden?
De werkloosheid gaat omhoog. Het gaat lekker met de economie.
A
retorische vraag
B
(sarcastische) openingszin
C
constatering
D
anekdote
Slide 15 - Quiz
Welke manier van inleiden? De belasting op levensmiddelen moet omlaag. Maar zal de gewone mens daar wel profijt van hebben?
A
stelling, vraag
B
retorische vraag
C
directe vraag
D
constatering
Slide 16 - Quiz
Welke manier van inleiden?
Heb je ook zo genoeg van de lockdown?
A
stelling, vraag
B
constatering
C
directe vraag
D
retorische vraag
Slide 17 - Quiz
Oefenen
Open een Worddocument
Bekijk de stellingen.
Kies één van de stellingen
Schrijf daarvoor een inleiding van ongeveer 120 woorden.
Daarna bespreken we de inleidingen
Slide 18 - Slide
Maken van hoofdstuk 7 (bouwstenen 3F) §7.2 Lezen 1 t/m 11
Slide 19 - Slide
Kies uit:
- Ophitsende, discriminerende en haatzaaiende uitspraken op sociale media moeten met een lik-op-stuk-beleid worden aangepakt. - De verkoop van zeer zwak-alcoholische drank aan jongeren tussen de 16 en 18 jaar moet legaal worden. - Geweld tegen hulpverleners en gezagdragers moet strenger worden bestraft. - Iedere Nederlander moet verplicht orgaandonor worden. - Al het openbaar vervoer moet gratis worden. - De regering moet roken verbieden.
Slide 20 - Slide
Oefenen
Open een worddocument in Classroom.
Bekijk de korte documentaire die hierna volgt.
Bedenkt welke tekststructuur bij dit onderwerp past.
Schrijf een inleiding van ongeveer 50 woorden die past bij de tekststructuur van jouw keuze.
Kies een van de manieren die in deze les is besproken.