lundi le 12 juin

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

BONJOUR

• herhalen gramm
  
• oefenen

wat zijn signaalwoorden?

1. woorden die zinnen en alinea's aan elkaar plakken
2. woorden die wat feller gedrukt zijn in een tekst
3. woorden die kopjes van een alinea signaleert
4. je kunt van 2 korte zinnen hiermee 1 zin maken

Vertaal het signaalwoord "maar"

1. Mais
2. Aussi
3. Parce que
4. Également

Vertaal het signaalwoord "omdat"

1. Car
2. Parce que
3. Et
4. De plus

Vertaal het signaalwoord:
'ensuite'

1. dus
2. want
3. vervolgens
4. daarvoor

Vertaal het signaalwoord "ook"

1. Jamais
2. Aussi
3. Après
4. Avant

Wat is de functie van het signaalwoord:

donc

1. uitbreiding / opsomming
2. gevolg
3. conclusie
4. doel

Hoe maak je het voltooid deelwoord van een werkwoord op -ir?

1. -ir verandert in -i
2. -ir verandert in -é
3. -ir verandert in -u

Met welk werkwoord worden de regelmatige werkwoorden op-ir in de passé composé vervoegd?

1. avoir
2. être

Wat zijn de uitgangen in de P van de werkwoorden op -ir?

1. is, is, it, ons, ez, ent
2. e, es, e, ons, ez, ont
3. is, is, it, issons, issez, issent
4. e, es, e, ons, ez, ent

De stam van de regelmatige werkwoorden op -ir vind ik door ...

1. -ir eraf te halen
2. de uitgang achter het hele werkwoord te zetten

je (donner, imparfait)

1. donnaient
2. donniez
3. donnions
4. donnais

Je suis --> imparfait

1. J'avais
2. J'étais
3. Je étais

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?

1. ai, as, a ons, ez, ont
2. ais, ais, ait, ions, iez, aient
3. e, es, e, ons, ez, ent
4. a, ez, ont, ais, et

Imparfait:
il + rester

1. resterait
2. restait
3. restais
4. est resté

Nous (imparfait) ___

1. écoutons
2. écoutions
3. écoutaions
4. écoutiez

Elles (donner, imparfait)

1. donnaient
2. donniez
3. donnions
4. donnait

Elle regarde --> imparfait

1. regardeait
2. regardait
3. regarda
4. regarderait

Au travail !

Wat? - Leren voor het proefwerk. -maken flitskaarten	Met wie? Alleen.	Hulp? - Steek je hand op.
Tijd? rest van de les	Waarom? Om de toets voor te bereiden.	Klaar? oefenen met flitskaarten