4H_Bewijs_II_schrijven

Bewijs II
Theorie tekstopbouw, alinea, kernzin, verbindingen.

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bewijs II
Theorie tekstopbouw, alinea, kernzin, verbindingen.

Slide 1 - Slide

Wat is het onderwerp
voor je bewijs?

Slide 2 - Mind map

Lesdoel
  • Theorie tekstopbouw, alinea en kernzin
  • Maken en verbeteren van je bouwplan
  • Stelling / vraagstelling 
  • Schrijven 1e versie 

Slide 3 - Slide

Betrouwbare bronnen


  • de Volkskrant
  • Trouw
  • NRC Handelsblad
  • Elsevier
  • De Groene Amsterdammer
  • Google Scholar
  • Nederlands Dagblad
  • Het Parool

Slide 4 - Slide

Theorie: alinea en kernzin
Alinea:
  • Elke tekst is ingedeeld in alinea's.
  • Een goed opgebouwde alinea is een afgeronde eenheid. Je snijdt maar één deelonderwerp aan.
Kernzin:
  • De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
  • De kernzin staat meestal aan het begin of aan het eind van de alinea: de rest van de alinea is een uitwerking (een verduidelijking of toelichting). 
  • Bij langere alinea´s staat de kernzin  vaak na een overgangszin. De kernzin is dan de tweede zin van de alinea.

Slide 5 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp
B
Een aspect van het onderwerp
C
Een stukje tekst
D
Een kernzin

Slide 6 - Quiz

Waarom horen zinnen in een alinea bij elkaar?
A
Omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.
B
Omdat dat handig is.
C
Om de tekst structuur te geven.
D
Dat staat netter.

Slide 7 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
De belangrijkste zin van de tekst.
B
Het belangrijkste over het onderwerp.
C
De belangrijkste zin van de alinea.
D
De hoofgedachte van de tekst

Slide 8 - Quiz

LET OP! In een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door!

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.

IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.

In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.

_________________________________________________________________________


Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.  In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.


Slide 9 - Slide

WAT IS DE KERNZIN?
Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen. In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.
A
Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.
B
Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.
C
In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.
D
IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Slide 10 - Quiz

Alinea's verbinden HB blz. 65
  • Zorg ervoor dat je de alinea's met signaalwoorden/verwijswoorden aan elkaar verbindt. Dit is erg belangrijk, want op die manier wordt de tekst een logisch geheel.

Voorbeeld middenstuk: 

  • Alinea 3: Allereerst blijkt uit onderzoek dat ...
  • Alinea 4: Ten tweede is aangetoond door....dat...
  • Alinea 3: Jos Bos van de Plastic Soup Foundation is het hier helemaal niet mee eens...

     maar hij...

Slide 11 - Slide

Welk signaalwoord past in de zin:
.... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin: Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin: De PvdA is .... de SP een linkse partij.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
De PVV heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
De partijen voeren campagne,..... ze de kiezers proberen over te halen om op hun te stemmen.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat

Slide 16 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
Iedere partij heeft een eigen standpunt t.o.v. het onderwijs .... de leraren moeten meer salaris krijgen.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals

Slide 17 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin: Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord past in de zin:
..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij

Slide 20 - Quiz

Inleiding  HB blz. 60
INLEIDING: (bestaat uit 1 of 2 alinea's)
* De aandacht van de lezer trekken; (aandachtstrekker)
  • voorbeeld / anekdote;
  • geschiedenis;
  • actualiteit;
  • etc.

Het onderwerp introduceren. 

* Vraagstelling/ stelling introduceren


Slide 21 - Slide

Middenstuk
In het middenstuk ga je de deelonderwerpen bespreken.

ALINEA'S:
  • Per alinea bespreek je één deelonderwerp: het argument waarmee je het standpunt krachtiger maakt;
  • Een alinea heeft een kernzin (aan het begin van de alinea, aan het eind van de alinea of als tweede zin);
  • Geef uitleg/toelichting bij de kernzin (begin van de alinea/  als tweede zin) of vat in de kernzin samen wat in de alinea is verteld (kernzin aan het eind van de alinea).
  • Denk aan de signaalwoorden HB. Blz. 65

Slide 22 - Slide

Het slot

  • Sluit op een duidelijke overtuigende wijze af; je komt terug op de stelling/vraagstelling en je belangrijkste argumenten.
  • De hoofdgedachte komt natuurlijk terug in het slot, dit mag ook in andere woorden;
  • Je eigen mening komt in het slot naar voren
TIPS:
  • Maak de cirkel 'rond'. Dat wil zeggen dat je in het slot terugkomt op wat je in de inleiding hebt verteld
  • Houd het slot kort (ongeveer 5 à 10 zinnen);
  • Probeer de tekst af te sluiten met een krachtige zin; een uitsmijter

NIET DOEN 

  • Een nieuw deelonderwerp introduceren;
  • Zet geen EINDE onder je tekst.

Slide 23 - Slide

 Een voorbeeld
  • HOOFDGEDACHTE: De snelwegverlichting moet 's nachts uit.
  • ARGUMENTEN MIDDENSTUK:
  • Argument 1 voor Mevrouw Vlug (Staatsbosbeheer) -> Dit is een goed idee want, het gaat hier om het verlies van duisternis in natuurgebieden .....
  • Argument 3 tegen + weerlegging Dhr. Lichtjes (voorzitter van de VVN) -> Uit onderzoek is gebleken dat weggebruikers zich veiliger voelen als de wegen verlicht zijn........maar,......

Slide 24 - Slide

Doen
  • mindmap
  • bouwplan
  • stelling/ standpunt
  • deelonderwerpen
  • schrijven

Slide 25 - Slide