Lijdend voorwerp

Doel van de les: ik kan het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 7

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Doel van de les: ik kan het lijdend voorwerp herkennen in een zin. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Dit moet je onthouden
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
Wie of wat+persoonsvorm+onderwerp?

Voorbeeldzin: mijn zus koopt een fiets.
Je vraagt dan: wie of wat+koopt (want dat is de persoonsvorm) mijn zus(want dat is het onderwerp)?
Het lijdend voorwerp is dus: een fiets. 


Slide 3 - Slide

Voorbeelden
Mama verbrandt haar zus.

Wie of wat+ persoonsvorm+ onderwerp
Dus: wie of wat heeft mama verbrand?
Haar neus.

Steffie draagt een grote zonnebril.
Dus: wie of wat draagt Steffie?
Een grote zonnebril.




Slide 4 - Slide

We gaan oefenen! 
Onthoud: wie of wat+persoonsvorm+onderwerp?

Vind het lijdend voorwerp in de volgende zinnen.

Slide 5 - Slide

De conciërge pakt de bezem.
A
De conciërge
B
Pakt
C
De bezem

Slide 6 - Quiz

Arjan roept de meester.
A
Arjan
B
Roept
C
Arjan roept
D
De meester

Slide 7 - Quiz

Ik bedenk een tremawoord.
A
Een tremawoord
B
Ik
C
Bedenk

Slide 8 - Quiz

De juf stelt Nadia gerust.
A
Stelt
B
Nadia
C
De juf
D
Gerust

Slide 9 - Quiz

Sake geeft de plantjes water.
A
Sake
B
de plantjes
C
water
D
geeft

Slide 10 - Quiz

Heb jij corvee vandaag?
A
Heb
B
Jij
C
Corvee
D
Vandaag

Slide 11 - Quiz

De juf belt mijn moeder op.
A
Belt
B
De juf
C
Mijn moeder
D
Op

Slide 12 - Quiz

Klaar! Ga verder met opdracht 2 en 3 uit je werkboek. Hoe gaat het lijdend voorwerp vinden bij jou?

Slide 13 - Open question