W18 - 1HM - Woordenschat H6 + herhaling

Weektaak week 19 Nederlands
Welkom terug lieve leerlingen! 
Hopelijk hebben jullie een fijne vakantie gehad. We gaan weer met frisse moed aan de slag. 
Deze week gaan we verder met woordenschat H6 en de herhaling van woordenschat. 

10 mei moeten alle opdrachten 
af zijn en de Lessonup moet 
voltooid zijn. 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
nederlandsMiddelbare school

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Weektaak week 19 Nederlands
Welkom terug lieve leerlingen! 
Hopelijk hebben jullie een fijne vakantie gehad. We gaan weer met frisse moed aan de slag. 
Deze week gaan we verder met woordenschat H6 en de herhaling van woordenschat. 

10 mei moeten alle opdrachten 
af zijn en de Lessonup moet 
voltooid zijn. 

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Deze week leer je nog een keer de woorden en woordraadstrategieën van woordenschat H5 en H6, zodat je deze beter onthoudt en begrijpt. 

Slide 2 - Slide

Nakijken
We gaan beginnen met het nakijken van de opdrachten 1 t/m 4 van woordenschat H6. 
Op de volgende dia's vind je de antwoorden. Kijk zorgvuldig na en verbeter je antwoorden. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Weet je het nog? 
Een paar vragen om je geheugen op te frissen! Vul de juiste antwoorden in. 

Na de vragen volgt een filmpje waarin de theorie nog eens wordt herhaald. Kijk dat filmpje helemaal af. 

Slide 5 - Slide

Wat betekent het voorvoegsel 'on-' ?
(bijvoorbeeld in onmisbaar)
A
wel
B
slecht
C
niet
D
misschien

Slide 6 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel
'-lijks'?
(bijvoorbeeld in dagelijks)
A
vaak
B
dood mens
C
soms
D
elke

Slide 7 - Quiz

Welk woord is een samenstelling?
A
blauwe auto
B
koffiebeker
C
nooit
D
iedereen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent 'De eerste klap is een daalder waard'?
A
Je moet als eerste iemand slaan
B
Het is belangrijk om goed te beginnen
C
Een daalder is een oude munt
D
Dat is waardeloos

Slide 9 - Quiz

Wat betekent 'in kaart brengen'?
A
kaartlezen
B
een cadeau geven
C
onderzoeken
D
oplossen

Slide 10 - Quiz

Van welk woord is 'schematisch' een afleiding? Vul het woord in.

Slide 11 - Open question

Wat betekent 'aanvangstijd'?
A
starttijd
B
sluitingstijd
C
etenstijd
D
bedtijd

Slide 12 - Quiz

Hoe kun je de betekenis afleiden van het woord 'buitengewone'?
A
door de samenstelling
B
door een voorvoegsel
C
door te oriënteren
D
door een achtervoegsel

Slide 13 - Quiz

Bij welk woord zoek je 'geaccentueerd' op in het woordenboek?

Slide 14 - Open question

Bij welk woord zoek je 'politici' op in het woordenboek?

Slide 15 - Open question

Wat betekent 'opmerkelijk'?
A
opvallend
B
iets zien
C
een populair merk
D
kwaliteit

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'radicaal'?
(Dat was een radicaal besluit.)
A
goed
B
leuk
C
vervelend
D
ingrijpend

Slide 17 - Quiz

Wat betekent 'vrijwel'?
(Vrijwel iedereen maakte braaf de opdrachten.)
A
eigenlijk
B
echt
C
bijna
D
niet

Slide 18 - Quiz

Maak zelf een goede zin met het woord 'bevorderde'.

Slide 19 - Open question

Maak zelf een goede zin met het woord 'verbannen'.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

lees blz 154 in je Nederlands boek nog een keer

Slide 22 - Slide

Wat moet je maken? 
Maak van woordenschat H6, blz 157 
opdr 5,6 en 7. 

Verder maak je van 'de brug', blz 222-223
opdr 8, 9, 10, 11, 12. 


Je kunt weer opdrachten maken via Magister -> 
Leermiddelen -> Nederlands. 
Gewoon in je schrift maken mag ook. 

Slide 23 - Slide

Wat heb je geleerd: 
    * Het herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)
    Hierdoor kun je de betekenis van moeilijke woorden achterhalen.

    * Jij weet nu hoe je in het
    woordenboek de betekenis van
    een woord  
    kunt opzoeken.  


    Zoek de betekenis bij:

    - het hele werkwoord (gereserveerd zoek je bij reserveren)

    - het enkelvoud van een woord (adviezen zoek je bij advies)

    - de korte vorm van het woord (actieve zoek je bij actief)

    - een deel van een samenstelling (integratieproces zoek je bij integratie en/of proces)


    Kies bij meerdere betekenissen de betekenis die het beste bij de zin past. 

    Slide 24 - Slide

    samenvatting 
    de woordraadstrategieën die je nu moet kennen: 
    1. synoniem zoeken in de tekst 
    2. voorbeeld zoeken in de tekst 
    3. omschrijving zoeken in de tekst 
    4. tegenstelling zoeken in de tekst 
    5. betekenis achterhalen door bekend woorddeel 
    6. opzoeken in het woordenboek

    Slide 25 - Slide

    Lever hier een foto van je huiswerk in als je het in je schrift maakt. (Laat leeg als je het online maakt.)

    Slide 26 - Open question

    Lever hier een foto van je huiswerk in als je het in je schrift maakt. (Laat leeg als je het online maakt.)

    Slide 27 - Open question

    HUISWERK 
    Maak van woordenschat H6, blz 157
    opdr 5,6 en 7.
    Verder maak je van 'de brug', blz 222-223
    opdr 8, 9, 10, 11, 12. 
    Dit moet allemaal 10 mei af zijn. 

    Verder lees je natuurlijk elke dag 30 min in je leesboek! 

    Slide 28 - Slide