Les van aanstaande vrijdag: neem een tekst mee van geschiedenis of aardrijkskunde.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Lesprogramma
Startopdracht: signaalwoorden en tekstverbanden
Onderwerp en hoofdgedachte
Mededelingen
Les van aanstaande vrijdag: neem een tekst mee van geschiedenis of aardrijkskunde.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is
Ik kan de hoofdgedachte uit de tekst herleiden
Slide 3 - Slide
STARTOPDRACHT
Noteer in je schrift:
Vraag 1 Welke signaalwoorden weet je nog? Voorbeeld Ik ga huis naar omdat ik ziek ben (reden) Vraag 2 Verzin vier zinnen met signaalwoorden. Vraag 3 Verwijswoorden. Noteer het verwijswoord en geef aan waarnaar het verwijst.
Hij hield van sport en deed dat elke dag.
Mijn moeder bakte een heerlijke appeltaart. Ze deelde die later uit aan de buren.
De fiets stond tegen de muur. Hij had een lekke band.
De hond rende door het park en kwam enthousiast naar me toe. Hij wilde graag spelen.
Slide 4 - Slide
Signaal-en verwijswoorden
Slide 5 - Slide
Signaal-en verwijswoorden
Signaalwoorden
Want = reden
Maar = tegenstelling
Daardoor = oorzaak
Verwijswoorden
die verwijst naar details
dit verwijst naar innovaties
die verwijst naar sporen
die verwijst naar informatie
Slide 6 - Slide
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte is een heel korte samenvattingin één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen.
De hoofdgedachte =het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp en het tekstdoel bepalen.
Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.
Tekstdoel = wat de schrijver met de tekst wil bereiken.
Slide 7 - Slide
Het onderwerp
Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op:
de titel
de eerste zin of de eerste alinea
een afbeelding bij de tekst
tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst
Slide 8 - Slide
onderwerp of vraag
antwoord of samenvatting
= Wat vertelt de schrijver over het onderwerp?
Slide 9 - Slide
Hoe vind je de hoofdgedachte?
Vraag je af wat de schrijver vertelt over het onderwerp.
Zoek in de eerste alineaof in het slot van een tekst.
De hoofdgedachte hoeft niet letterlijkin de tekst te staan.
Let op! Twee teksten met hetzelfde onderwerpkunnen heel goed twee verschillende hoofdgedachtes hebben.
Bedenk wat de tekstsoort en het tekstdoel is, de hoofdgedachte heeft daar mee te maken.
Slide 10 - Slide
Waar vind je de hoofdgedachte?
Kijk ook in de titel
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Hoofdgedachte: De Nijmeegse Vierdaagse is het grootste wandelevenement ter wereld.
Slide 13 - Slide
Wat is de kernzin?
Antwoord
De kernzin is de eerste zin: ‘Als het … Europa.'
Wat is de kernzin?
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
OPDRACHT
Lees de tekst en maak daarna de vragen bij de tekst.
Slide 16 - Slide
Lesdoelen behaald?
Ik weet wat het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst is
Ik kan de hoofdgedachte uit de tekst herleiden
Slide 17 - Slide
Wat is het onderwerp en hoofdgedachte van de tekst over escalaties via Whatsapp?