BBL Bewegingsapparaat

Een ................... is een verbinding tussen twee ................. 

Door een gewricht kunnen botten makkelijk .......................
Gewricht
Botten
bewegen
1 / 21
next
Slide 1: Drag question
AnatomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Een ................... is een verbinding tussen twee ................. 

Door een gewricht kunnen botten makkelijk .......................
Gewricht
Botten
bewegen

Slide 1 - Drag question

Stevigheid
Beweging
Bescherming
Vorm
Kalk in je botten
Spieren om je botten
Ribben om je longen
Uitsteeksel op je schedel

Slide 2 - Drag question

De botten van kleine kinderen bevatten
dan de botten van ouderen mensen
lijmstof en                             kalk
meer
minder

Slide 3 - Drag question

Buigspier
Trekspier

Slide 4 - Drag question

Houdt de botten bij elkaar en maakt gewrichtssmeer
Geeft extra versteviging 
Dit draait in de gewrichtskom
Hierdoor kunnen botten soepel bewegen
Hierdoor kunnen botten soepel bewegen en voorkomt dat botten slijten 
Gewrichtskogel
Gewrichtskapsel
gewrichtsbanden
gewrichtssmeer
kraakbeen

Slide 5 - Drag question

Zet de wervels in de juiste volgorde van boven naar beneden
Bovenste wervel
Onderste wervel
Borstwervel
Heiligbeen
Halswervel
Staartbeen
Lendenwervel

Slide 6 - Drag question

Gewricht
Naad-verbinding- 
Vergroeide botten
Kraakbeen

Slide 7 - Drag question

Wat is een kenmerk van spierweefsel?
A
Spieren zijn altijd aan het werk
B
Spieren zijn verbonden met zenuwen
C
Spieren kunnen contraheren
D
Allen

Slide 8 - Quiz

Wat is de anatomische term voor het bewegingsapparaat?
A
tractus respiratorius
B
tractus circulatorius
C
tractus digestivus
D
tractus locomotorius

Slide 9 - Quiz

Welke van de volgende weefsels behoren tot steunweefsel?
A
kraakbeen en beenweefsel
B
spierweefsel en beenweefsel
C
bindweefsel en spierweefsel
D
bindweefsel en dekweefsel

Slide 10 - Quiz

Uit welk spierweefsel bestaan de afgebeelde spieren?
A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
Glad spierweefsel
C
Hartspierweefsel
D
Elastisch spierweefsel

Slide 11 - Quiz

Welke spieren bestaan uit glad spierweefsel?
A
hartspierweefsel
B
skeletspierweefsel
C
bekkenbodemspieren
D
darmwandspieren

Slide 12 - Quiz

Welke spieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel?
A
slokdarmspieren
B
sluitspier van de maag
C
inwendige sluitspier van de blaas
D
buigspier van het bovenbeen

Slide 13 - Quiz

Bot nummer 5 is..
A
Scapula
B
Sternum
C
Clavicula
D
Mandibula

Slide 14 - Quiz

Het bot bij nummer 9 is..
A
Fibula
B
Humerus
C
Femur
D
Ulna

Slide 15 - Quiz

Welk nummer hoort bij de scapula?
A
2
B
6
C
8
D
10

Slide 16 - Quiz

Welk nummer heeft het kuitbeen?
A
20
B
21
C
22
D
23

Slide 17 - Quiz

Wat is een ander woord voor tarsus
A
Voetwortel
B
Middenvoet
C
Scheenbeen
D
Bovenbeen

Slide 18 - Quiz

Uit welke botten bestaat het kniegewricht?
A
Femur en tibia
B
Femur en fibula
C
Femur, tibia, fibula
D
Fibula en tibia

Slide 19 - Quiz

Wat is het grijze onderdeel (4) op de afbeelding?
A
Kraakbeen
B
Lege ruimte tussen botten
C
Gewrichtsschijf
D
Gewrichtssmeer

Slide 20 - Quiz

Welke stof is belangrijk voor de bouw van de spieren?
A
Glycogeen
B
Eiwitten
C
Vitamine D
D
Calcium

Slide 21 - Quiz