This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Lesdoelen
Begrippen hoofdstuk 5 kennen
Rekenen met BTW en de consumentenprijs
Rekenen met de omzet, inkoop & verkoop
Voorbereiden voor pw: WOENSDAG 9 JUNI
Slide 1 - Slide
Wie zorgen er voor aanbod van goederen en diensten op de markt?
A
Klanten
B
Consumenten
C
Fabrikanten
Slide 2 - Quiz
Aanbod
Alles wat producenten te koop aanbieden. Fabrikanten, sportschoolhouders, winkeliers, kappers, supermarkten:
Allemaal zorgen ze voor het AANBOD op de markt.
Slide 3 - Slide
Alles wat mensen willen kopen noemen we de .....?
Slide 4 - Open question
Vraag
Alles wat mensen
willen kopen.
Slide 5 - Slide
Karim verkoopt horloges. Zijn inkoopprijs is € 80,-. Hij heeft een brutowinstopslag van 50% bedacht. Wat wordt de verkoopprijs van deze horloges?
A
€ 80,-
B
€ 120,-
C
€ 130,-
D
€ 150,-
Slide 6 - Quiz
Verkoopprijs = Inkoopprijs + brutowinstopslag
Inkoopprijs = € 80,-
Brutowinstopslag = 50% 80 / 100 x 50 = 40
80 + 40 = € 120,-
Slide 7 - Slide
In de winkel zie je een spelcomputer liggen die € 242,- kost. Welk bedrag aan BTW moet de winkelier afdragen?
A
€ 21,78
B
€ 24,-
C
€ 36,30
D
€ 42,-
Slide 8 - Quiz
Consumentenprijs =
De prijs die je in de winkel betaald
Consumentenprijs = Verkoopprijs + BTW
BTW spelcomputer = 21 %
121 % = 100 % + 21 %
€242 = €200 + €42
Slide 9 - Slide
Karim heeft € 12.000,- omzet met zijn horloge shop. Zijn inkoopwaarde was € 8.000,-. Voor zijn winkel betaalde Karim € 2.000,- aan huur. Wat is zijn nettowinst?
A
€ 1.000,-
B
€ 2.000,-
C
€ 4.000,-
D
€ 1.000,-
Slide 10 - Quiz
Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst Bedrijfskosten -
Nettowinst
€ 12.000
€ 8.000 -
€ 4.000
€ 2.000 -
€ 2.000
Slide 11 - Slide
Telefoons opbergen in de telefoontas!
Slide 12 - Slide
Samenwerken
Werk in tweetal aan de opdracht die de docent uitdeelt
Schrijf jullie namen boven aan het blaadje
Overleg met elkaar en vul antwoord + berekening in
Zoek eventueel op in het boek als je iets niet snapt