dinsdag 14 maart voltooid deelwoord

14 maart 
A1
praat je mee?spreekoefeningen


Lees mee verbeteren
Tekst les 2 lezen
A2 
voltooid deelwoorden
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

14 maart 
A1
praat je mee?spreekoefeningen


Lees mee verbeteren
Tekst les 2 lezen
A2 
voltooid deelwoorden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Slide 3 - Link

This item has no instructions

tegenwoordige tijd (NU)
de jongen
belt
het meisje

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

de tijd van NU

Slide 5 - Slide

de tijd van nu

 de jongen gooit de bal. hij gooit de bal NU. het is nog bezig. 
de tijd van TOEN
ba

Slide 6 - Slide

de tijd van toen

 de jongen gooide de bal. het is klaar. de bal ligt al op de grond. 
de jongen gooit de bal
de jongen gooide de bal
nu
toen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Toen = klaar

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

voltooid tegenwoordige tijd
voltooid is een deftig woord voor klaar

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

voltooid tegenwoordige tijd
hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

de jongen heeft de bal gegooid
hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

hulpwerkwoord - hebben
ik   heb    
jij   hebt
u    hebt
hij  heeft
zij   heeft
het heeft

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

hulpwerkwoord - hebben
wij       hebben
jullie  hebben
u         hebt
zij       hebben

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

tip: druk deze pagina af.
ge + stam + t

werken - gewerkt
fietsen - gefietst
pakken - gepakt
poetsen - gepoetst

ge + stam + d

branden - gebrand
rennen - gerend
gooien - gegooid
verven - geverfd

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van hij zegt?
A
Hij zei
B
Hij zegde
C
Hij heeft gezeid
D
Hij heeft gezegd

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van hij drinkt?
A
Hij dronk
B
Hij drinkte
C
Hij heeft gedrinkt
D
Hij heeft gedronken

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van
"wandelen"?
A
gewandelt
B
gewandeld

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van
"wachten"?
A
gewacht
B
gewachtt
C
gewachd

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord?

maken
A
maakte
B
maak
C
gemaken
D
gemaakt

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

voltooid deelwoord van eten
A
geëet
B
geëten
C
gegeet
D
gegeten

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord?

praten
A
praatte
B
praat
C
gepraten
D
gepraat

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van: plakken?
A
geplakken
B
geplakd
C
geplakkt
D
geplakt

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van luisteren?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van horen?

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van ruilen?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van vieren?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van:
vragen

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van vertellen?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

voltooid deelwoord van kopen
A
gekoopt
B
gekocht
C
gekopen
D
gekochten

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord?

lopen
A
loopt
B
gelopen
C
liepen
D
geliepen

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord?

zwemmen
A
zwemt
B
gezwemd
C
zwommen
D
gezwommen

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord?

lezen
A
leest
B
geleesd
C
gelezen
D
lazen

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het voltooid deelwoord van hij kijkt?
A
Hij kijkte
B
Hij keek
C
Hij heeft gekijkt
D
Hij heeft gekeken

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

voltooid deelwoord van doen
A
gedoen
B
gedoet
C
gedanen
D
gedaan

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Het voltooid deelwoord van 'zien'
A
gezagen
B
zag
C
gezien
D
gezied

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Slide 39 - Video

This item has no instructions