Lees rustig en leg uit daar waar het gevraagd wordt.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
oefentoets thema 1 Verbranding en ademhaling
Blauwe vragen zijn meerkeuzevragen
Witte vragen zijn sleepvragen.
Lees rustig en leg uit daar waar het gevraagd wordt.
Slide 1 - Slide
Wanneer kan er veel koolstofdioxide in een vol klaslokaal komen?
A
Als er te weinig geventileerd wordt.
B
Als er veel fijnstof in de lucht zit.
C
Als het buiten warm is.
Slide 2 - Quiz
Koolstofdioxide
Glucose
Water
Energie
Zuurstof
Slide 3 - Drag question
Bij scheikunde heeft de vorige klas een proefje met zwavel gedaan. Het lokaal stinkt nu naar rotte eieren. Karel heeft daar nu les. Daarom ademt Karel door zijn mond.
Kan Karels reukzintuig nu nog voor gevaarlijke stoffen in de lucht waarschuwen?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Verbranding vindt alleen in de spiercellen plaats
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Onderdelen ademhalingsstelsel
neusholte
luchtpijp
long
middenrif
huig
slokdarm
longblaasje
Slide 6 - Drag question
In welke stand staan huig en strotklepje tijdens de ademhaling?
A
huig 1, strotklepje 1
B
huig 1, strotklepje 2
C
huig 2, strotklepje 1
D
huig 2, strotklepje 2
Slide 7 - Quiz
Welke weg legt de ingeademde lucht achtereenvolgens af in je ademhalingsstelsel?
Sleep de onderdelen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
strottenhoofd
longblaasjes
keelholte
bronchiën
neusholte
luchtpijp
Slide 8 - Drag question
René rent. Wat geldt dan voor zijn hartslag en ademhaling?
A
zijn hartslag en ademhaling zijn beiden sneller dan in rust
B
zijn hartslag is sneller, zijn ademhaling langzamer dan in rust
C
zijn hartslag is langzamer, zijn ademhaling sneller dan in rust
D
zijn hartslag en ademhaling zijn beiden langzamer dan in rust
Slide 9 - Quiz
Wat gebeurt er in een longblaasje?
A
Koolstofdioxide gaat je bloed in en Zuurstof gaat eruit
B
Zuurstof en waterdamp gaan je bloed in en koolstofdioxide gaat eruit
C
Zuurstof gaat je bloed in en koolstofdioxide en waterdamp gaan eruit
Slide 10 - Quiz
Welke spier helpt bij je ademhaling
A
Je hersenen
B
Je middenrif
C
Je longen
D
Je buikspieren
Slide 11 - Quiz
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven? welke spieren worden daarbij gebruikt?
A
Buikademhaling met het middenrif
B
Borstademhaling met het middenrif
C
buikademhaling met de tussenribspieren
D
borstademhaling met de tussenribspieren
Slide 12 - Quiz
Bij een ademhaling komt er lucht binnen langs verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel.
Wat is de juiste volgorde (1, 2, 3) bij een diepe inademing?
Juiste moet hier!
1 bronchiën
2 luchtpijp
3 longblaasjes
1 longblaasjes
2 luchtpijp
3 bronchiën
1 luchtpijp
2 bronchiën
3 longblaasjes
1 luchtpijp
2 longblaasjes
3 bronchiën
1 bronchiën
2 longblaasjes
3 luchtpijp
1 longblaasjes
2 bronchiën
3 luchtpijp
Slide 13 - Drag question
Door deel P omhoog of omlaag te bewegen, veranderen de ballonnen van grootte. Zie tekening 1 en tekening 2. De leraar zegt: "Zo lijken deze ballonnen op onze longen”.
Waarmee is deel P van het apparaat bij de ademhaling te vergelijken?
A
met de luchtpijp
B
met de ribben
C
met het middenrif
Slide 14 - Quiz
Einde
Dit is het einde van de toets.
Als jij de toets inlevert, dan kijk ik de toets na!