Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
Gezonde dieren
Hoofdstuk 3

Levensfasen van productie
dieren
1 / 46
next
Slide 1: Slide
Gezonde dierenMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
Gezonde dieren
Hoofdstuk 3

Levensfasen van productie
dieren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent de levensfasen van dieren en je kunt ze in die verschillende fasen verzorgen;
  • Je kent de productiefasen van dieren en je kunt ze in die fasen verzorgen;
  • Je kunt de huisvesting van dieren controleren en beoordelen;
  • Je kunt een dierverblijf inrichten;
  • Je kunt verschillende geslachtskenmerken benoemen;
  • Je kunt erfelijkheidsregels benoemen.

Slide 2 - Slide

3.1
Welke levensfasen, bij dieren, ken je allemaal?

Slide 3 - Mind map

Verschillende fasen in het leven van een dier

  • Theorieboek: Pagina 63, 64 
  • Werkboek: Pagina 23
3.1

Slide 4 - Slide

Verschillende fasen in het leven - Opfok

  • Opfok; 

Slide 5 - Slide

Wat is een nestvlieder?
3.1
3.1

Slide 6 - Open question

Wat is een nestblijver?

Slide 7 - Open question

Een paard is een...
A
Nestblijver
B
Nestvlieder

Slide 8 - Quiz

Een muis is een...
A
Nestblijver
B
Nestvlieder

Slide 9 - Quiz

Verschillende fasen in het leven - Inprentingfase


  • Inprentingfase; 
3.1
- In deze fase heb je de meeste invloed als moeder en als verzorger.

Slide 10 - Slide

3.1
Wat zijn productiedieren?

Slide 11 - Mind map

Wat is de inprentingsfase?
A
De periode waarin dieren leren wat goed en fout is
B
De beginperiode waarin je een dier veel kunt leren
C
De periode waarin een dier veel groeit
D
De periode waarbij het jong zijn moeder verlaat

Slide 12 - Quiz

Productiedieren
  • Afmesten: het vee voorafgaand aan de
    slacht met behulp van voeding extra gewicht
    krijgt en goed bevleesd raakt met de juiste
    vetaanzet;

  • Lactatieperiode: de tijd dat een dier
    melk geeft.
3.1

Slide 13 - Slide

Wat is de lactatieperiode?
A
De periode dat een dier geen melk geeft
B
De periode dat een dier melk geeft

Slide 14 - Quiz

Verschillende fasen in het leven - Oudersdom


  • Oudersdom 
3.1

Slide 15 - Slide

Waar of niet waar:
1. Een nestvlieder blijft geruime tijd in het nest;
2. De inprentingfase is bedoeld om in een korte tijd veel te leren;
3. Sommige dieren leveren maar één keer een product;
4. Doordat bij een ouder dier de tanden slijten, kunnen ze minder goed eten.

Slide 16 - Open question

Maken
  • Maak nu de vragen in je werkboek op pagina 23 van je werkboek. Je vind de lesstof op pagina 63 en 64 van je theorieboek.
3.1

Slide 17 - Slide

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
De behoeften van een dier

  • Theorieboek: Pagina 65, 66, 67

  • Werkboek: Pagina 23

Slide 18 - Slide

De behoeften van een dier
  • Onderhoudsvoer;



  • Productie (prestatie) voer;
- Voer met extra water;
- Voer met extra energie;
- Voer met extra eiwitten.
3.2
- Energierijke voedingsstoffen voor organen en beweging;
- Eiwit voor opbouw en onderhoud van het lichaam.
(groei van spieren, botten, huid, haren en herstel)
Extra water
- Voor het zuiveren van het lichaam en afvoeren van afvalstoffen;
- Voor warmte regeling;
- Voor de bloeibaarheid van het bloed;
- Voor transport van voedingsstoffen;
- Voor het stofwisselingsproces;
- Als bescherming tegen schokken;
- Als glijmiddel;
- Voor melkkoeien
- Voor zogende dieren
Extra engerie
- Voor dieren die stopsport bedrijven;
- Voor dieren die zwaar werk verrichten.
Extra eiwitten
- Voor opgroeiende dieren;
- Voor drachtige dieren.

Slide 19 - Slide

Onderhoudsvoer is belangrijk voor:
A
De werking van organen en beweging. Ook voor de opbouw en het onderhoud van het lichaam.
B
De werking van organen en om op hoog niveau te kunnen presteren.

Slide 20 - Quiz

Staltemperatuur
  • De staltemperatuur is belangrijk voor de voeropname:
3.2
- Bij een te lage temperatuur 
eet het dier meer omdat het 
zich warm moet houden 
(bewaring van warmte);

- Bij een te hoge temperatuur 
eet het dier minder omdat het 
warmte kwijt wilt (afvoeren van 
warmte).

Slide 21 - Slide

Waar of niet waar:
Elk dier heeft dezelfde voedingsbehoefte?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar:
Onderhoudsvoer wordt gebruikt om melk te geven?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Maken
  • Maak nu de vragen in je werkboek op pagina 23 van je werkboek. De vind de lesstof op pagina 65, 66 en 67 van je theorieboek.
3.2

Slide 24 - Slide

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
De omgeving van het dier

  • Theorieboek: Pagina 68 en 69

  • Werkboek: Pagina 23

Slide 25 - Slide

Welzijn van het dier
  • Welzijn:

  • 5 Vrijheden van Brambell
  1. Vrij van dorst, honger en onjuiste voeding
  2. Vrij van fysiek en thermaal ongerief
  3. Vrij van pijn, verwonding en ziektes
  4. Vrij van angst en chronische stress
  5. Vrij om zijn natuurlijk gedrag te vertonen
3.3
- Dit is de kwaliteit van het leven van een dier.

Slide 26 - Slide

Optimale omgevingstemp.
3.3
Kleine knaagdieren
13-23
Konijn
15-19
Kat
18-22
Hond
15-21
Roodwang schildpad
20-30
Rund
5-15
Geit
5-20
Schaap
0-15
Paard
-5-25
Varken
21-26
Temperaturen zijn in de graden Celcius

Slide 27 - Slide

Doe opdracht
  • Lees het artikel hiernaast;

  • Je werk in tweetallen;
  • Vraag om een beoordelingsformulier bij de docent;
  • Bekijk het welzijn van een dier in stal;
  • Het dier dat je gaat onderzoeken wordt aangewezen door je docent;
  • Beoordeel op iedere vrijheid wat er goed is en wat beter kan;
  • Geef een advies over het welzijn van het desbetreffende dier
  • Je hebt 15 minuten de tijd om deze opdracht te doen.
3.3
5 vrijheden onderzoek

Slide 28 - Slide

Verrijkingsmateriaal
  • Stereotiep gedrag:




  • Verrijkingsmateriaal
3.3
- Vreemd gedrag dat zich steeds herhaald op dezelfde manier;
- Ontstaat door stress en verveling.
Stereotiep gedrag
Verrijkingsmateriaal

Slide 29 - Slide

3.3
Kun je stereotiep gedrag tegen gaan? Zo ja hoe?

Slide 30 - Mind map

Waar of niet waar:
Stereotiep gedrag ontstaat door verveling en stress
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Waar of niet waar:
Als een dier zijn voer zelf moet zoeken, verveelt het zich minder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Doe opdracht
  • Bekijk het volgende filmpje;

  • Je werkt in tweetallen;
  • Je gaat een hok van een dier verrijken;
  • Gebruik materialen die passend zijn bij het dier;
  • Zorg dat het veilig is;
  • Wees creatief;
  • Je hebt 30 minuten de tijd om dit uit te voeren. Je krijgt een cijfer.

Slide 33 - Slide

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
Voortplaning

  • Theorieboek: Pagina 70 en 71

  • Werkboek: Pagina 24

Slide 34 - Slide

Geslachtskenmerken
  • Man en vrouw;
  • Primair of secundair




3.4
Man
Vrouw
Breder gebouwd
Smaller gebouwd
Feller gekleurd
Camouflage
Penis, ballen
Vulva
Gedrag dominant
Gedrag rustig
Meer haar
Minder haar

Slide 35 - Slide

Geslachtskenmerken
3.4

Slide 36 - Slide

Geslachtsgemeenschap
  • Geslachtsgemeenschap is paren;
  • Bronstgedrag en baltsgedrag;
  • Konijnen bij paring eisprong.
3.4
Geit
Spils
Paard
Hengstig
Koe
Tochtig
Hond
Loops

Slide 37 - Slide

11 maanden
150 dagen
65 dagen
3 maanden, 3 weken en 3 dagen
28 dagen
63 dagen
9 maanden
150 dagen

Slide 38 - Drag question

Draagtijd
3.4
Paard
11 maanden
Schaap
150 dagen
Geit
150 dagen
Konijn
28 dagen
Varken
3 maanden 3 weken
3 dagen
Koe
9 maanden
Kat/hond
63 dagen
Cavia
65 dagen

Slide 39 - Slide

Doe opdracht
  • Maak twee filmpjes waarbij je het verschil uitlegd en laat zien tussen een mannetje en een vrouwtje;
  • Dit doe je bij twee diersoorten;
3.3

Slide 40 - Slide

Gezonde dieren - Hoofdstuk 3 Levensfasen van productiedieren
Erfelijksheids-
regels

  • Theorieboek: Pagina 72 en 73

  • Werkboek: Pagina 24

Slide 41 - Slide

Erfelijkheidsregels
3.5
Fenotype
Genotype
Wat je aan de buitenkant ziet
Dit zit in je genen

Slide 42 - Slide

3.3
Noem 4 voorbeelden van fenotype

Slide 43 - Mind map

Wat is het genotype?
A
Datgene dat je aan de buitenkant kunt zien
B
Datgene dat in je genen zit

Slide 44 - Quiz

Genetica
Dominant = de baas = grote letter
Recessief = het watje = ondergeschikt = kleine letter

Homozygoot = fokzuiver = ZZ of zz
Hetrozygoot = fokzuiver = Zz
3.5

Slide 45 - Slide

Kruisingsschema 
3.5

Slide 46 - Slide