B&F, Staal Taal onderweg, woordenschat herhalen

Woordenschat
Thema: onderweg
1 / 12
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordenschat
Thema: onderweg

Slide 1 - Slide

Bereiken
A
de plaats waar je naartoe wilt.
B
het dorp of stad waar je woont.
C
aankomen op de plek waar je wilt zijn.
D
Elkaar tegenkomen.

Slide 2 - Quiz

Dwalen
A
naar een bepaalde kant.
B
Blaadjes zoeken
C
een persoon die stuurt.
D
zomaar rondlopen en rondrijden. Je weet niet waar je heen gaat.

Slide 3 - Quiz

Haastig
A
snel, je hebt weinig tijd en je doet alles vlug.
B
de plaats waar je naartoe gaat.
C
Heel rustig.
D
Heel vrolijk

Slide 4 - Quiz

De kruising
A
Een paar wegen die uitkomen op een ronde weg. Je kunt dan naar andere wegen toe.
B
Een plek waar twee wegen elkaar tegenkomen.
C
naar een bepaalde kant.
D
Een natuurgebied.

Slide 5 - Quiz

De omleiding
A
Dichterbij je bestemming komen.
B
Een andere weg die je kunt nemen als de kortste weg dicht is.
C
Omrijden
D
Een brug over het water.

Slide 6 - Quiz

Geef een voorbeeld van een postcode.

Slide 7 - Open question

Wat is een fietstocht?

Slide 8 - Open question

Welke kant ga je nu op?

Slide 9 - Open question

Uitleg opdracht
Als je op de weg rijdt dan kom je verschillende dingen tegen. Bijvoorbeeld als je naar school rijdt. Kom je dan een rotonde tegen? Denk maar eens na wat je allemaal van de geleerde woorden op de weg tegenkomt.

Slide 10 - Slide

dingen op de weg.

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide