What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 1 - les 9 - woorden over verkeer
Het verkeer
1 / 28
next
Slide 1:
Mind map
Taal
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Het verkeer
Slide 1 - Mind map
Lesdoel
Ik leer twaalf woorden over
wonen en kan daar opdrachten mee maken.
Slide 2 - Slide
Taalboek
ga naar bladzijde 18.
We lezen samen de tekst.
We lezen samen de tekst op
Slide 3 - Slide
het abonnement
Als je in één keer betaalt om iets regelmatig te ontvangen of te mogen gebruiken.
Ik heb
een abonnement
op de Donald Duck. Die ontvang ik wekelijks
.
Slide 4 - Slide
de bestemming
het eindpunt van de reis.
Binnenkort ga ik naar Duitsland . De stad Keulen (
Köln) is
de bestemming
waar ik heen ga.
Slide 5 - Slide
de intercity
een trein die alleen in grote steden stopt
Met
de intercity
reis in van Amsterdam naar Den Haag.
Slide 6 - Slide
de omleiding
langs een andere, langere weg moeten rijden.
Ze zijn bij het station aan het bouwen, daardoor is een
een
grote
omleiding.
Het duurt nu veel langer om bij het station te komen.
Slide 7 - Slide
de richting
een bepaalde kant op
Dit bord geeft aan in
welke richting
je moet rijden. Je mag alleen maar rechtsaf.
Slide 8 - Slide
de rotonde
een stuk van de weg dat in een rondje loopt. Er komen meerdere wegen op uit.
Op
een rotonde
moet je altijd erg goed uitkijken.
Slide 9 - Slide
de route
een weg die je aflegt
Welke route
neem jij naar het centrum?
Slide 10 - Slide
de spits
een moment op de dag dat het heel erg druk is op de weg
Rond 08.00 's ochtends is het heel druk op de weg, dan gaat iedereen naar zijn werk. Dan is
de spits
.
Slide 11 - Slide
de taxi
een auto die je tegen betaling naar een bepaalde plek brengt.
Toen ik op Schiphol aankwam heb ik
een taxi
naar huis genomen. Dan hoefde ik niet met mijn bagage te slepen.
Slide 12 - Slide
versperren
belemmeren, in de weg zitten
Werkwoord
ik versper
Ik versperde
ik heb versperd
Deze omgevallen bomen
versperren
de weg.
Slide 13 - Slide
voorrang
wanneer je iemand voor moet laten gaan, of wanneer jij zelf voor mag gaan.
Als een auto of fietser van rechts komt dan heeft die
voorrang.
Slide 14 - Slide
de voorwaarde
dat wat iemand eist voordat er wat gebeurt.
Ik betaal later jouw rijlessen, maar dan mag je nooit gaan roken. Dat is
mijn voorwaarde
.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Wat betekenen de woorden met een streep eronder.
Sleep de juiste betekenis naar de zin.
Welke
richting
moet ik op? Moet ik linksaf, rechtsaf of rechtdoor?
Die omgevallen bomen
versperren
de weg, dus ik kan er niet langs.
Mijn moeder stelt daaraan een
voorwaarde
, dus het mag alleen als ik wordt thuisgebracht.
Er was een
omleiding
, dus ik moets een flink stuk omrijden.
andere weg
bepaale kant
belemmeren
een eis
Slide 17 - Drag question
Wel woord hoort bij de zin!
We zijn eindelijk bij het eindpunt van onze reis.
A
de voorwaarde
B
de bestemming
C
de spits
D
het abonnement
Slide 18 - Quiz
Wel woord hoort bij de zin!
De trein stopt alleen in grote steden.
A
de intercity
B
de voorwaarde
C
de spits
D
het abonnement
Slide 19 - Quiz
Wel woord hoort bij de zin!
Alleen als je mij helpt krijg je een ijsje.
A
de intercity
B
de voorwaarde
C
de spits
D
het abonnement
Slide 20 - Quiz
Wel woord hoort bij de zin!
Ik krijg iedere week een Donald Duck,
A
de intercity
B
de voorwaarde
C
de spits
D
het abonnement
Slide 21 - Quiz
Wel woord hoort bij de zin!
Tussen 7 en 9 uur in de ochtend is het sltijd erg druk op de weg.
A
de intercity
B
de voorwaarde
C
de spits
D
het abonnement
Slide 22 - Quiz
Wat betekent het onderstreepte woord. Schrijf de betekenis op.
Vanmorgen in de
spits
was het zo druk dat mijn vader een andere route nam.
Slide 23 - Open question
Wat betekent het onderstreepte woord. Schrijf de betekenis op.
Vanmorgen in de spits
was het zo druk dat mijn vader een andere
route
nam.
Slide 24 - Open question
Wat betekent het onderstreepte woord. Schrijf de betekenis op.
Maar hij was vergeten dat op deze weg veel
rotondes
zijn.
Slide 25 - Open question
Wat betekent het onderstreepte woord. Schrijf de betekenis op.
Alle auto's op de rotonde, moest hij voor laten gaan. Door die
voorrangsregel
kwam hij te laat.
Slide 26 - Open question
Maak een zin met het woord
de taxi
Slide 27 - Open question
aan het werk
Deze les is klaar.
Ga nu taalblobs spelen
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Vrij verkeer van goederen
January 2021
- Lesson with
12 slides
by
Gallo-Romeins Museum
Geschiedenis
Mens- en maatschappij
+2
Secundair onderwijs
Gallo-Romeins Museum
B&F, Staal Taal onderweg, woordenschat herhalen
February 2022
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
LD - Over taal - blok 3 - les 1 - woordenschat
January 2022
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
onderweg woordenschat
June 2021
- Lesson with
15 slides
Basisschool
Thema 1 les 9
September 2018
- Lesson with
15 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 6
Nederlands Persoonsvorm Verledentijd
February 2021
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
3.5 woorden les 2 - 1KGT
January 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
woordenschat thema 5
February 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3