Het bijwoord geeft informatie over
-
de tijd (gisteren, vandaag, morgen, vaak, soms)
- de manier (goed, snel, slecht, langzaam)
- de plaats (binnen, buiten, ver)
- hoeveelheid/intensiteit (veel, weinig, minder, zo, erg, heel, zelfs)
- twijfel (misschien, ongetwijfeld, waarschijnlijk)
- bevestiging/ontkenning (ja, nee, zeker, graag, nooit)