Zinsdeelstukken 2vwo

10 min lezen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

10 min lezen

Slide 1 - Slide

Planning van vandaag

- Quiz zinsdelen tot nu toe
- Uitleg zinsdeelstukken
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:
De piranha rook bloed.
A
De
B
piranha
C
rook
D
bloed

Slide 3 - Quiz

Wat is de bwb in de zin:
We hebben woensdag een toets.
A
We
B
hebben
C
woensdag
D
een toets

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de koppelwerkwoorden?

Slide 5 - Open question

Wat is het wg in deze zin:
Jij gedraagt je vandaag!
A
Gedraagt je
B
Jij gedraagt
C
Gedraagt
D
Gedraagt vandaag

Slide 6 - Quiz

Wat is het wg in de volgende zin:
De kapper scheert zich altijd.
A
Scheert
B
Scheert zich
C
De kapper scheert
D
Scheert altijd

Slide 7 - Quiz

Wat is het lv in de volgende zin:
De kapper scheert zich altijd.
A
De kapper
B
scheert zich
C
zich
D
altijd

Slide 8 - Quiz

Welk voorzetsel hoort bij twijfelen?
A
op
B
voor
C
tegen
D
aan

Slide 9 - Quiz

Maak de zin goed af:
De arts zorgt...
A
na de zieken
B
voor de zieken
C
in het ziekenhuis
D
op het ziekenhuis

Slide 10 - Quiz

Wat is het vv in deze zin:
Tijdens zijn studie maakte Tobias kennis met archeologie.
A
Tijdens zijn studie
B
maakte Tobias kennis
C
met archeologie
D
tijdens, met

Slide 11 - Quiz

Zinsdeelstukken 
Filmpje NN
Bijvoeglijke bepaling,
Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Bijstelling

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijke bepaling (bijv.bep)
Sommige zinsdelen bestaan uit woordgroepen. Bijvoorbeeld: De mooie kaars staat op de kast.

De bijvoeglijke bepaling zegt iets over de kern van deze woordgroep, dus mooie -> kaars.

De bijvoeglijke bepaling kan voor het kernwoord staan, maar ook erna: 
De controle van de griepprik



Slide 13 - Slide

Wat is de bijv.bep in de volgende zin?
De antieke vaas ligt op zolder.
A
De antieke vaas
B
de
C
antieke
D
vaas

Slide 14 - Quiz

Wat is de bijv.bep in de volgende zin:
Ik ben met de zeer moeilijke opleiding gestopt.
A
zeer moeilijke
B
moeilijke
C
zeer moeilijke opleiding
D
moeilijke opleiding

Slide 15 - Quiz

Wat is de bijv.bep in de volgende zin?
De gezondheid van de mensen wordt gecontroleerd.
A
De gezondheid
B
van de mensen
C
De gezondheid van de mensen
D
De mensen

Slide 16 - Quiz

Ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb)
Als je de bijvoeglijke bepaling hebt, kan je nog verder inzoomen: de obwb.

De obwb zegt iets over de kernwoorden die geen zelfstandig naamwoord of voornaamwoord (hij, jij, wij) zijn. 
Bijvoorbeeld: zij is heel behulpzaam, heel -> behulpzaam.

De obwb kan ook in een bijvoeglijke bepaling staan. Bijvoorbeeld: de erg mooie kaars, erg mooie -> kaars = bijv.bep, erg -> mooie = obwb

Slide 17 - Slide

Wat is de obwb in de volgende zin:
Ik ben met de zeer moeilijke opleiding gestopt.
A
zeer moeilijke
B
moeilijke
C
zeer
D
zeer moeilijke opleiding

Slide 18 - Quiz

Wat is de obwb van de volgende zin:
Marianne was heel sterk.
A
Marianne
B
was
C
heel
D
sterk

Slide 19 - Quiz

Bijstelling
Staat vaak tussen komma’s of tussen een komma en het einde van de zin.

 

Gaat over hetzelfde object als het woord ervoor.

Bijvoorbeeld: Ik ga graag naar Artis, de Amsterdamse dierentuin.
                                                Bijst = de Amsterdamse dierentuin
  Met mijn lieve hond, Spooky, ga ik graag wandelen. Bijst. = Spooky


Slide 20 - Slide

Wat is de bijstelling?
Op de Klimboom, een basisschool, hebben ze een voorleeswedstrijd.
A
de Klimboom
B
een basisschool
C
ze
D
een voorleeswedstrijd

Slide 21 - Quiz

Combineer de uitleg en het juiste onderdeel.
Staat vaak tussen komma's en duidt hetzelfde object aan als de woorden ervoor: Max, mijn beste vriend.
Dit zegt iets over de kern als het een znw of een vnw is: een Engels kasteel
Dit zegt iets over een kern dat geen znw of vnw is: een groot Engels kasteel.

Bijv.bep


Bijst.

Obwb

Slide 22 - Drag question

Aan de slag
Online methode opstarten:
Magister -> leermiddelen -> Nieuw Nederlands 7de editie
Niet op je boekenplank?
Voeg toe -> boek 2 vwo, 7de editie

Huiswerk:
Cursus 5 grammatica -> §7 zinsdeelstukken
Opdracht 1, 2 en 4 (of maak op blz. 218, 219)



Slide 23 - Slide