This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.
De zon streelde onze wangen
Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Papier is geduldig
Veel beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld (vergelijking, metafoor). Beeldspraak kan ook een ander verband tussen object en beeld beschrijven:
In die zaal hangt een prachtige Rembrandt. (Je bedoelt het schilderij, maar je noemt de schilder)
Dit noemen we een METONYMIA. Beeld en object lijken niet op elkaar.
Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie)
Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion (stadion = publiek)
Mijn opa heeft een anker op zijn onderarm (anker = een tatoeage van een anker)