Woordformules par 2

Welkom
1 / 17
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Welkom
Stilte graag





Aanwezigheid check

Slide 2 - Slide

Planning
8 lessen
5 nieuwe paragrafen, 2 herhalingslessen


Toets 9 feb

Slide 3 - Slide

Vandaag
Herhaling par 1: opstellen woordformules

Je leert hoe je bij een woordformule een tabel en een grafiek maakt.

Je leert wat een startgetal en een hellingsgestal is in een woordformule 

Slide 4 - Slide

Stel een woordformule op
Frank heeft een kortingskaart voor het zwembad gekocht. Hiervoor heeft hij 10 euro betaald.
Met deze kaart kan hij met korting naar het zwembad en betaalt hij nog maar 2,50 per keer.

Stel een woordformule op voor de kosten 

Denk aan vast format: antwoord = getal x variabele + losgetal
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Stel een woordformule op
Frank heeft een kortingskaart voor het zwembad gekocht. Hiervoor heeft hij 10 euro betaald.
Met deze kaart kan hij met korting naar het zwembad en betaalt hij nog maar 2,50 per keer.

antwoord = getal x variabele + losgetal
kosten in euro's =  2,50 x bezoek zwembad + 10 

Slide 6 - Slide

Extra oefening nodig
Maak de O opdrachten van paragraaf 1 voordat je aan paragraaf 2 start. 

Slide 7 - Slide

Inzoomen op woordformule
Woordformule bestaat uit:

Kosten in euro's = 2,50 x bezoek zwembad + 10 

1. Het hellingsgetal (het getal dat variabel is)
2. Het start getal (het losse  getal)

Vaste format wordt: antwoord = hellingsgetal x variabele + startgetal

Slide 8 - Slide

Van woordformule naar grafiek
Kosten in euro's = 2,50 x bezoek zwembad + 10 
Maak hier een tabel van

Bezoek zwembad
0
1
2
3
Kosten euro
10
...
...
...

Slide 9 - Slide

Van woordformule naar grafiek
Kosten in euro's = 2,50 x bezoek zwembad  + 10 




Wat is het startgetal? (Waarmee start de tabel?)
Wat is het hellingsgetal? (Met welk stapje stijgt of daalt de grafiek? 
Is dit getal positief of negatief? Stijgt of daalt de grafiek?)
Bezoek museum
0
1
2
3
Kosten euro
10
...
...
...

Slide 10 - Slide

Van woordformule naar grafiek
Kosten in euro's = 2,50 x bezoek zwembad + 10 




Hoe maken we hier een grafiek in een assenstelsel van? 
Bezoek museum
0
1
2
3
Kosten euro
10
...
...
...

Slide 11 - Slide

Van woordformule naar grafiek
1. Stel de woordformule op
2. Maak een tabel
3. Maak een grafiek in een assenstelsel

Slide 12 - Slide

Samen oefenen, stel een woordformule op 
1. Stel de woordformule op
2. Maak een tabel
3. Maak een grafiek

Je koopt een kortingskaart om te reizen met de trein zodat je je oma kan bezoeken. Je betaalt hiervoor 40 euro. Per ritje naar je oma betaal je 8,50 euro. 
antwoord = hellingsgetal x variabele + startgetal

timer
2:00

Slide 13 - Slide

Samen oefenen, maak een tabel 
1. Stel de woordformule op
2. Maak een tabel
3. Maak een grafiek

Kosten in euro's = 8,50 x treinrit + 40 
Je reist elke week 1x naar je oma. Maak een tabel van de kosten. Bereken maximaal 5 weken. 

timer
3:00

Slide 14 - Slide

Samen oefenen, hellingsgetal en startgetal benoemen
1. Stel de woordformule op
2. Maak een tabel
3. Maak een grafiek

Kosten in euro's = 8,50 x treinrit + 40 
(Wat is het hellingsgetal, wat is het startgetal?)

Treinrit
0
1
2
3
4
5
kosten in euro's
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Havo: 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16
Vwo: 9, 10, 11, 12, 14, 16, U3, U4


We werken de eerste 5 min in rust
Ik loop langs om het huiswerk te bespreken
en vragen te beantwoorden



timer
5:00

Slide 16 - Slide

Ik kan een tabel maken van een woordformule en het startgetal en het hellingsgetal benoemen
Je gaat naar een schoolfeest. Het kaartje kost 4 euro. De drankjes kosten 1,50 euro. Stel een woordformule op waarmee je de totale kosten van de avond kan berekenen. 

Je mag maximaal 5 drankjes drinken van je ouders.
Maak een woordformule.
Maak een tabel bij deze situatie.
Wat is het start getal en wat is het hellingsgetal? Stijgt of daalt de grafiek?

Slide 17 - Slide