3F ch5 semaine 13

3F ch5 semaine 13
Chapitre 5: À table

Ik kan me redden in een restaurant
Ik weet wanneer je een s aan het eind van een woord uitspreekt
Ik kan mijn mening geven over een restaurant
Ik kan het werkwoord venir gebruiken
Ik kan het werkwoord prendre gebruiken 




1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3F ch5 semaine 13
Chapitre 5: À table

Ik kan me redden in een restaurant
Ik weet wanneer je een s aan het eind van een woord uitspreekt
Ik kan mijn mening geven over een restaurant
Ik kan het werkwoord venir gebruiken
Ik kan het werkwoord prendre gebruiken 




Slide 1 - Slide

Se présenter:
Jeu de dès
  • in 2-tallen
  • zoek een app 'dobbelstenen online'
  • kies 2 dobbelstenen
  • vertel 1 zin over dit onderwerp

timer
1:00

Slide 2 - Slide

venir
A
komen
B
huren
C
gaan
D
vliegen

Slide 3 - Quiz

je........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 4 - Quiz

Nous........(venir)
A
viens
B
venez
C
viennent
D
venons

Slide 5 - Quiz

Mon frère........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 6 - Quiz

Elles ........(venir)
A
viens
B
vient
C
viennent
D
venez

Slide 7 - Quiz

zij is gekomen (venir)
A
elle est venue
B
elle venait
C
elle est venu
D
elle a venu

Slide 8 - Quiz

Tuyau
de werkwoorden DEVENIR en REVENIR hebben hetzelfde rijtje als VENIR





je deviens
nous devenons
tu deviens
vous devenez
il/elle/on devient
ils/elles deviennent
Devenir = worden

Slide 9 - Slide

Tuyau
de werkwoorden DEVENIR en REVENIR hebben hetzelfde rijtje als VENIR





je reviens
nous revenons
tu reviens
vous revenez
il/elle/on revient
ils/elles reviennent
Revenir = terugkomen

Slide 10 - Slide

kennistoets ch5
L: voca et grammaire ch5
+ werkwoorden p. 158

Hoe oefen je die werkwoorden?



Slide 11 - Slide

Stappenplan leren onregelmatige werkwoorden

  • Schrijf het rijtje over / Maak flitskaartjes
  • Oefen met een dobbelsteen ( 1= je, 2 = tu, 3 = il/elle/on ... enz)
  • Oefen met Verbuga

Check jezelf!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Slide