This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
herhalen h3 LEZEN klas 1
Slide 1 - Slide
Wat doen we deze les?
Bekijken van de theorie van LEZEN h.3 en theorie h.4
Tekstverbanden en signaalwoorden.
Slide 2 - Slide
Inleiding
Middenstuk
Slot
Indeling tekst
Slide 3 - Slide
In het middenstuk worden de verschillende kanten (aspecten, delen, kanten) van het onderwerp uitgewerkt.
onderwerp van een tekst: honden
deelonderwerpen: verzorging
voordelen
geschikt voor gezinnen
Deelonderwerpen
Slide 4 - Slide
Je leest de eerste en laatste zin van elke alinea.
Je kunt nu de deelonderwerpen bepalen.
Globaal lezen
Slide 5 - Slide
Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea. Soms gaan meer alinea's over hetzelfde deelonderwerp. Vaak zet de schrijver dan een tussenkopje boven die alinea's.
Tussenkopjes
Slide 6 - Slide
In de inleiding wordt duidelijk gemaakt waar de tekst over gaat. Vaak gebeurt dat met
een voorbeeld, een (grappig) verhaaltje (anekdote) of
een bijzondere situatie.
Daarmee wordt de lezer nieuwsgierig naar de rest van de tekst.
Inleiding
Slide 7 - Slide
een conclusie
een korte samenvatting
er wordt naar de toekomst gekeken
er wordt aangesloten bij de inleiding, zodat het verhaal mooi ‘rond’ is.
Slot
Slide 8 - Slide
Hoofdgedachte: is één volledige zin, die samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of het slot.
Soms moet je die zelf formuleren.
Hoofdgedachte
Slide 9 - Slide
Om de hoofdgedachte van de tekst te bepalen, moet je de tekst precies lezen.
Je leest de tekst van het begin tot het eind heel nauwkeurig.
Precies lezen
Slide 10 - Slide
1) Samen lezen tekst 2 Pauzefeest, blz. 73
2) Maken: opdracht 1, blz. 73, in je schrift
3) Oefenen met werkwoordspelling. Maak de opdrachten die voorin de klas liggen. Kijk de opdrachten zelf na en geef de score door aan de docent.
In de week van 13 feb. > SO WERKWOORDSPELLING
Aan de slag
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Tegenstellend verband
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.
Signaalwoorden
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
Slide 13 - Slide
Chronologisch verband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde verteld
We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein
Slide 14 - Slide
Opsommend verband
Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
Signaalwoorden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
Slide 15 - Slide
Toelichtend verband
Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld.
Signaalwoorden
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, neem nou, denk aan, zoals.
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen. Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar veel cd’s voor lage prijzen worden aangeboden..
Slide 16 - Slide
Tegenstellend
verband
Chronologisch
verband
Toelichtend
verband
Opsommend
verband
hoewel
daarna
Zo
later
denk aan
verder
ondanks dat
om te beginnen
Slide 17 - Drag question
Tegenstellend
verband
Chronologisch
verband
Toelichtend
verband
Opsommend
verband
Eerst maak ik mijn huiswerk en daarna ga ik gamen.
Hoewel Sabine hard geleerd had, haalde ze een onvoldoende.
Sommige zoogdieren zoals een hamster of egel houden een winterslaap..
Hij is aardig en sportief. Verder is hij ook erg intelligent.