This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter
Slide 2 - Slide
Let op! Platte kant naar jou toe!
Symbool
Slide 3 - Slide
Werking transistor
Drie aansluitpunten
1) collector (C)
2) basis (B)
3) emitter (E)
Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E
Slide 4 - Slide
Basis
Hierdoor moet een kleine stroom gaan lopen. Gebeurd dit niet kan er geen stroom naar de emitter => stroomkring gelsoten
Slide 5 - Slide
Emitter
(emit = uitzenden)
Als er stroom van de basis naar de emitter loopt kan de stroomkring voltooid worden.
Slide 6 - Slide
Collector
"verzameld" de stroom waardoor er een grotere stroom van collector naar emitter kan lopen.
Slide 7 - Slide
Een transistor heeft 2 stroomrichtingen: Een kleine stroom van B naar E Een grote stroom van C naar E
Slide 8 - Slide
Als er een stroompje bij B komt wordt de transistor “open” gezet. Dan pas kan er een grotere stroom van C naar E lopen.
Slide 9 - Slide
Kleine stroom van B naar E. Grote stroom van C naar E.
Slide 10 - Slide
Geen signaal
Geen stroom van basis naar emitter —>
Geen stroom van basis naar emitter
Wel signaal
Zwakke stroom van basis naar emitter —>
Grote stroom van basis naar emitter
Slide 11 - Slide
Voordelen transistor
Kleiner dan een relais
goedkoper dan een relais
verbruikt minder elektrische energie
Slide 12 - Slide
Nadelen transistor
Je kan er geen grote stroomkringen mee aanzetten(relais wel!)
Transistor heeft maar 1 stroomkring (minder veilig!), terwijl een relais er twee heeft; elk met een eigen spanningsbron (veiliger)
Slide 13 - Slide
Transistor of een relais?
Met een RELAIS kun je grotere spanningen schakelen dan met een TRANSISTOR
Met een TRANSISTOR kun je alleen gelijkspanningen schakelen, met een RELAIS ook wisselspanningen
Bij een RELAIS is de stuurkring (met de aan/uit schakelaar) elektrisch gescheiden van de hoofdkring (met het apparaat). Dat is veiliger als er grote spanningen geschakeld moeten worden
Een TRANSISTOR is veel goedkoper dan een RELAIS
Een RELAIS klikt bij het schakelen, een TRANSISTOR schakelt zonder geluid
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter
Slide 20 - Quiz
Even testen
Hierna komen allemaal testvragen (25 stuks)
Wat weet je nog van dit hoofdstuk??
Slide 21 - Slide
Wat betekent LDR
A
Licht Door Resistent
B
Light Dependant Resistor
C
Ligt Daar te Rusten
D
Langs De Regenboog
Slide 22 - Quiz
Waarop reageert een LDR
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand
Slide 23 - Quiz
Als er licht schijnt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner
Slide 24 - Quiz
Als er warmte komt op een LDR wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner
Slide 25 - Quiz
Wat betekent NTC
A
Niet te concentreren
B
Nader te communiceren
C
Negatief te communiceren
D
Negatieve Temperatuur Coëfficiënt
Slide 26 - Quiz
Waarop reageert een NTC
A
op licht, hoe meer licht des te lager is de weerstand
B
op licht, hoe minder licht des te lager is de weerstand
C
op warmte, hoe meer warmte des te lager is de weerstand
D
op warmte, hoe minder warmte des te lager is de weerstand
Slide 27 - Quiz
Als er warmte komt op een NTC wat gebeurt er dan
A
Niets
B
De weerstand wordt groter
C
De weerstand wordt kleiner
Slide 28 - Quiz
Welk symbool zie je hier?
A
LED
B
Diode
C
Transistor
D
Reedcontact
Slide 29 - Quiz
Hoe heet een schakelaar die werkt met een permanente magneet?
A
Relais
B
Reedcontact
C
Transistor
D
Dynamo
Slide 30 - Quiz
Welk onderdeel laat de stroom maar in één richting door?
A
LDR
B
NTC
C
LED
D
Relais
Slide 31 - Quiz
Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar
Slide 32 - Quiz
Welke apparatuur staat op de foto?
A
krachtmeter
B
weegschaal
C
transformator
D
relais
Slide 33 - Quiz
Een relais werkt als volgt:
A
Het verhoogt of verlaagt de spanning van 10.000V naar 230V
B
Is een elek. magnetische schakelaar. Door spanning door een spoel kan je een andere stroom inschakelen.
C
Een elektrisch schakelcontact in een glazen buisje dat bediend wordt door een magnetisch veld.
Slide 34 - Quiz
Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 35 - Quiz
Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?
A
a, b, c
B
b, c, d
C
b, c, e
D
c, d, e
Slide 36 - Quiz
Een TRANSISTOR heeft 3 belangrijke punten: B,C,E
A
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is ENERGIE
B
B is BASIS, C is CAPACITEIT, E is ENERGIE
C
B is B-STROOM, C is COLLECTIEF, E is EMITTER
D
B is BASIS, C is COLLECTOR, E is EMITTER
Slide 37 - Quiz
Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter
Slide 38 - Quiz
Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?
A
Nee, want dan is het reedcontact dicht
B
Ja, want dan is het reedcontact dicht
C
Nee, want dan is het reedcontact open
D
Ja, want dan is het reedcontact open
Slide 39 - Quiz
Wat is een relais?
A
Een elektrische schakelaar
B
Een magnetische schakelaar
C
Een lichtschakelaar
D
Een drukschakelaar
Slide 40 - Quiz
Wanneer loopt er een stroom door een reedcontact (uiteraard in een verder gesloten schakelaar)?
A
Als er een lampje in de schakeling is opgenomen
B
Als er een weerstand in de schakeling is opgenomen
C
Als een magneet zich bevindt in de buurt van een reedcontact
D
Als een stukje ijzer zich bevindt in de buurt van een reedcontact
Slide 41 - Quiz
Hoe loopt de hoofdstroom in een transistor?
A
Van emitter naar collector
B
Van emitter naar basis
C
Van basis naar collector
D
Van collector naar emitter
Slide 42 - Quiz
Je ziet in de afbeelding het symbool van een ......
A
NTC
B
PTC
C
LDR
D
LED
Slide 43 - Quiz
Welke weerstand zit er in een thermometer?
A
NTC
B
POTMETER
C
LDR
D
CONDENSATOR
Slide 44 - Quiz
Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere. Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm
Slide 45 - Quiz
Wat is de weerstand als een lampje op 6V werkt en er een stroom van 200mA doorheen gaat?