What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Grammatik kennistoets 2
Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
kunnen
mogen, toestemming hebben
leuk vinden, lusten, aardig vinden
moeten
weten
willen
mögen
dürfen
können
sollen
wollen
wissen
1 / 20
next
Slide 1:
Drag question
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
müssen
kunnen
mogen, toestemming hebben
leuk vinden, lusten, aardig vinden
moeten
weten
willen
mögen
dürfen
können
sollen
wollen
wissen
Slide 1 - Drag question
Hier ... man nicht rauchen
Hier in der Bibliothek ... man leise sein.
Die Modalverben sind schwierig, ich ... noch mehr üben.
dürfen
müssen
sollen
Slide 2 - Drag question
Wat zijn de twee kenmerken van Modalverben?
A
de klinker in de stam verandert bij enkelvoud ...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen du heeft een uitgang (-st)
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...
Slide 3 - Quiz
____________ ihr die Modalverben bilden?
A
könnt
B
konnt
C
konntet
D
könntet
Slide 4 - Quiz
Er _____ morgen leider nicht spielen.
( kunnen)
Slide 5 - Open question
Ich ______ dir vom Chef sagen, dass er erst morgen Zeit hat. ( moeten)
Slide 6 - Open question
Ich _____ mich beeilen, sonst verpasse ich den Zug. ( moeten)
Slide 7 - Open question
Vorige Woche _______ wir ins Kino gehen. ( willen)
Slide 8 - Open question
Die Fotos _______ gestern schon abgeholt werden. ( kunnen)
Slide 9 - Open question
Er ______ keinen Sport machen.
( willen)
Slide 10 - Open question
Früher _____ er keinen Sport machen.
Slide 11 - Open question
Komm vorbei, ______ du Lust hast!
A
als
B
wann
C
wenn
Slide 12 - Quiz
Ich komme nicht heute, _____
morgen
A
aber
B
sondern
Slide 13 - Quiz
schwarz ____ weiß
A
ob
B
oder
Slide 14 - Quiz
Kennen sie ____ Kind, _____ in der Ecke steht?
A
das, das
B
das, dass
Slide 15 - Quiz
Verstehst du, d_____ d___
Kind keine Lust auf Schule hat?
A
das, das
B
das, dass
C
dass, das
D
dass, dass
Slide 16 - Quiz
____ er seine Note bekam, war er nicht froh.....
A
als
B
wenn
C
wann
Slide 17 - Quiz
Geh erst in die Schule und ______
erst in die Sportschule.
A
dann
B
denn
Slide 18 - Quiz
De hoofdregel
Komparativ (vergrotende trap)
A
Woord + er
B
woord + st
C
Woord (stam)
D
Woord nooit met Umlaut
Slide 19 - Quiz
Wat is de algemene regel voor de overtreffende trap in het Duits?
A
am + sten
B
am + ten
C
+ sten
D
an + sten
Slide 20 - Quiz
More lessons like this
Modalverben 4H
September 2022
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
DBKT2A K10 FERIEN Grammatik E KADER/TL
June 2023
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
DBKT2A K10 FERIEN Grammatik E KADER/TL
December 2024
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
M4 Duits basisgrammatica (6)
September 2023
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Modalverben üben 3G
November 2021
- Lesson with
32 slides
duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Modalverben
December 2024
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Modalverben
February 2024
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
herhaling Modalverben
25 days ago
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3