Weet je nog hoe je de regelmatige werkwoorden vervoegt (tegenwoordige tijd)?
Bestudeer je aantekeningen, luister het liedje van Basho en/of kijk in grammatica. nr 35.
OPDRACHTEN:
Je hebt drie categorieen werkwoorden (-ar, -er, -ir). Kies bij elke categorie een werkwoord (bijvoorbeeld estudiar, comer, escribir). Maak met elk van de drie werkwoorden een zin en schrijf die op de volgende slide.
Klaar? Ga naar Verbuga Spaans en klik regelmatige werkwoorden aan die eindigen op -ar, -er, -ir. Oefen met de 'presente'.
Slide 8 - Slide
Noteer minimaal drie Spaanse zinnen, telkens met een ander werkwoord (-ar, -er, -ir). Klaar? Ga naar 'verbuga spaans', vink werkwoorden aan en oefen met de 'presente'.
Slide 9 - Open question
Repaso: bezittelijk voornaamwoord
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Slide 12 - Slide
Vertaal de volgende uitdrukkingen: 1. mijn zus 2.. jullie school 3. onze vrienden 4. jouw ouders
Slide 13 - Open question
Vocabulario +
frases clave
1. Estudiar: Voc. 2.3
2. En parejas (in tweetallen): Frases 4,5,6 (voc. p.5)
Contesta la pregunta en una frase entera (hele zin):
¿Cuál es tu asignatura favorita?
Slide 14 - Slide
Hoe zeg je dat je iets leuk vindt? (25m)
1. Mi asignatura favorita es inglés. (Engels is mijn lievelingsvak.)
2. Me gusta el inglés. (Ik vind Engels leuk.)
Slide 15 - Slide
Opdracht 3
Slide 16 - Slide
Gustar (leuk vinden)
Als je zegt: 'Mi asignatura favorita es Inglés',
zeg je daarmee dat je Engels het leukste vindt.
Er is nog een andere manier om te zeggen dat je iets leuk vindt.
Je gebruikt dan het werkwoord gustar (leuk vinden).
1. Estudiar: gram. nr. 33.
2. Practicar: Werkboek p.17 oef 1 en 2
3. Tekstboek p.36 oef 3
Slide 17 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd? Geef voorbeelden.
Slide 18 - Mind map
Los deberes
Leren: vocab 2.3 S-N + gram nr. 8 (bezitt. vnw.) + gram. nr. 33 (gustar)