Les_6_periode_4

Les_6_periode_4
voorbereiding examen spreken
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les_6_periode_4
voorbereiding examen spreken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Hoe lang moet je in het Duits spreken?
A
2 minuten
B
3 minuten
C
4 minuten
D
5 minuten

Slide 4 - Quiz

Wat doe je als je 3 minuten hebt gesproken en al klaar bent?
A
Dan stop ik
B
Dan verzin ik extra zinnen
C
Dan begin ik opnieuw

Slide 5 - Quiz

In mijn Powerpoint presentatie heb ik:
A
Alle zinnen uitgeschreven
B
Steekwoorden opgeschreven plus de titel van de slide
C
steekwoorden opgeschreven
D
alleen plaatjes

Slide 6 - Quiz

Hoelang moet je ongeveer over jezelf praten (jou, familie, woonplaats, hobbys, huisdieren etc)
A
1 minuut
B
2 minuten
C
3 minuten
D
4 minuten

Slide 7 - Quiz

Hamburger
Het broodje is altijd hetzelfde.

Wat er tussenzit verschilt

Slide 8 - Slide

het broodje
Herzlich wilkommen. 
Mein Name ist:



Das war's
Vielen Dank (für eure Aufmerksamkeit)
Haben Sie noch Fragen?
















Slide 9 - Slide

Handig hulpmiddel
  1. Open Powerpoint
  2. Maak je eerste slide: herzlich wilkommen
  3. Kies een plaatje
  4. Open Chatgtp
  5. Wat is de titel van jouw eerste slide?
  6. Schrijf de zinnen op een oefenblaadje (die mag je niet mee  naar het examen maar je kan ermee oefenen.

Schrijf een stukje over jezelf en ga oefenen.

Slide 10 - Slide

Die Tage der Woche...

Montag

Dienstag

Mittwoch                            die Woche

Donnerstag

Freitag

Samstag                                                                   das Wochenende

Sonntag                                                                    das Wochenende

Slide 11 - Slide

Heute ist es Mittwoch, morgen ist es...
A
Sonntag
B
Donnerstag
C
Freitag
D
Samstag

Slide 12 - Quiz

Was ist richtig?
A
die Montag
B
das Freitag
C
der Dienstag

Slide 13 - Quiz

Morgen ist es Freitag, dann ist es heute...
A
Sonntag
B
Samstag
C
Montag
D
Donnerstag

Slide 14 - Quiz

Heute ist es Montag, gestern war es...
A
Montag
B
Samstag
C
Dienstag
D
Sonntag

Slide 15 - Quiz

Heute ist es Freitag, vorgestern war es...
A
Dienstag
B
Donnerstag
C
Mittwoch
D
Samstag

Slide 16 - Quiz

Wie sagt man " op dinsdag?"
A
in Dienstag
B
am Montag
C
am Mittwoch
D
am Dienstag

Slide 17 - Quiz

op/in
van...tot
om
am
von...bis
um

Slide 18 - Drag question

De vertaling van op woensdag is:
.... Mittwoch

Uhrzeit
7/8

Slide 19 - Open question

Je spreekt met een vriend(in) af en je wilt zeggen hoe laat je bij hem/haar bent.
Ich bin ... drei Uhr bei dir.
Uhrzeit
8/8

Slide 20 - Open question

Je vriend vraagt hoe lang je feestje duurt. Je antwoordt:
Meine Party dauert .... drei ... elf Uhr.

Slide 21 - Open question

De vertaling van 'in maart' is:
... März

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide