4.4.11 Je weet hoe je ongelukken in huis kunt voorkomen en hoe je veilig kunt werken.
4.4.12 Je kunt beschrijven hoe je veilig kunt omgaan met apparatuur, elektriciteit, gas en schoonmaakmiddelen.
4.4.13 Je weet wat je moet doen bij enkele veelvoorkomende ongelukken.
In het huishouden moet je rekening houden met je eigen veiligheid en die van je huisgenoten. De meeste ongevallen gebeuren in en rond het huis. Daarbij zijn vooral kinderen en ouderen betrokken.